Akker-en-weidevogels
De Afrikaanse maraboe
De Afrikaanse maraboe is door zijn zonderlinge uiterlijk en zijn aasetersgewoonten een fascinerende vogel. Hij doet aan een gier denken, maar is in feite een grote, zwaargebouwde ooievaar. De vogel leeft in Afrika, waar hij veel op vuilnisbelten en bij slachthuizen te zien is. In West-Europa zwerven nu en dan verwilderde exemplaren rond.
De Amerikaanse goudplevier
De Amerikaanse goudplevier werd vanouds opgevat als de typische ondersoort van de Kleine goudplevier, die ook de Aziatische goudplevier omvatte. Toch zijn de twee onlangs als zelfstandige soorten beschreven. De Amerikaanse goudplevier broedt in arctisch Noord-Amerika, overwintert in Zuid-Amerika en is in Europa geregeld als dwaalgast te zien.
Arendbuizerd
Deze mooie roofvogel, die nog iets groter wordt dan de gewone Buizerd, is maar zelden in West-Europa te zien. Er zijn twee ondersoorten, waarvan de ene broedt in Noord-Afrika en de andere van Zuidoost-Europa tot in Noordwest-China en het Midden-Oosten. Zijn verenkleed is erg variabel, wat de determinatie bemoeilijkt.
Aziatische roodborsttapuit
De Aziatische roodborsttapuit wordt vaak als een ondersoort van de Roodborsttapuit beschouwd, maar hij is iets groter en lichter van kleur. We/ heeft hij dezelfde, wat gedrongen vormen, een rond koppetje en een korte staart. De mannetjes brengen bovendien met dezelfde nerveuze rukjes van vleugels en staart vanaf lage takken hun zang ten gehore.
Bartrams ruiter
Deze merkwaardige Amerikaanse steltloper lijkt iets op een Wulp, maar wordt amper half zo groot en heeft een rechte snavel en gele poten. Hij komt soms op natte plaatsen voor, maar in feite vormen prairies en andere steppegraslanden zijn voorkeurshabitat. Tijdens de trek raakt hij af en toe in West-Europa verzeild.
Blauwe kiekendief
Met zijn blauwgrijze veren, witte buik en gele poten is de Blauwe kiekendief een prachtige roofvogel. Hij broedt in grote delen van Europa en ook in Amerika en Noord-Afrika. Hij broedt in steppegraslanden of moerassen, tussen hoge kruiden of struiken. Hij wordt momenteel bedreigd door habitatvernietiging en plundering van nesten.
Blonde ruiter
Deze eigenaardige kleine steltloper hoort thuis in Noord-Amerika, maar verschijnt tegenwoordig elk jaar in kleine aantallen langs de Atlantische kusten van West-Europa, met name in augustus en september. Hij zit wel vaak in de buurt van water, maar vaak op drogere plaatsen dan andere steltlopers. Hij foerageert in korte graslanden.
Blonde tapuit
De Blonde tapuit behoort tot de lijsterfamilie Turdidae. De sierlijke zangvogel komt alleen in warme gebieden als Zuid-Europa voor. Hij wordt nauwelijks groter dan een Huismus en heeft een vrij opvallend verenkleed. Hij wordt maar zelden ver ten noorden van zijn broedgebied gezien en is in ons land een zeer zeldzame dwaalgast.
Bonte tapuit
De Bonte tapuit is maar heel af en toe in West-Europa te zien. De zangvogel broedt in steppegebieden in Zuidoost-Europa en vooral in Azië. De overwinteringsgebieden liggen in Noordoost-Afrika. Vooral tijdens de herfsttrek verdwalen soms losse exemplaren in West-Europa. Bonte tapuiten zijn hier vooral in duingebieden langs de kust te zien.
Boomleeuwerik
De Boomleeuwerik is een vrij schaarse broedvogel van zandige heide en droge (duin) graslanden met wat boomgroei. Zijn leefomgeving staat dus sterk onder druk. Hij is wat kleiner dan zijn algemene verwant, de Veldleeuwerik, en ook minder zichtbaar in het veld. Hij scharrelt heimelijk rond op de grond, waar hij door zijn schutkleur nauwelijks opvalt.
Boompieper
De Boompieper is een karakteristieke vogel van bosranden, houtwal- en heggenlandschappen. Hij is vrij algemeen in Europa, ook in ons land, en laat zich gemakkelijk observeren. Dan echter blijkt hij uiterlijk lastig te onderscheiden van andere piepers. Goede kennis van de roepgeluiden en de zang is bij de determinatie dan ook onmisbaar.
Boomvalk
Kenmerkend voor de vlucht van de Boomvalk zijn zijn wendbaarheid en zijn snelheid. Dankzij die eigenschappen kan deze prachtige roofvogel prooien als libellen en zwaluwen grijpen. Van de andere valken uit ons deel van Europa verschilt de Boomvalk door zijn opvallende zwarte baardstrepen, de leigrijze rug en de roodbruine broek.
Braamsluiper
Deze kleine, onopvallend grijsbruine zanger onderscheidt zich van zijn naaste verwanten de grasmussen, doordat zijn wangen donkerder zijn dan zijn kruin. Hij broedt in grote delen van Europa, van zeeniveau tot hoog in de bergen, en zoekt altijd een leefomgeving met veel struiken. In ons land is het een vrij algemene broedvogel.
Bruinkopgors
De Bruinkopgors is inheems in Centraal-Azië en wordt maar heel af en toe in Europa gezien. Het is in geen enkel geval helemaal zeker of het een wilde dwaalgast of ontsnapte kooivogel betreft. De mannetjes zijn gemakkelijk te herkennen aan hun steenrode kop en gele buik en stuit. Vrouwtjes en jongen lijken veel op die van de Zwartkopgors.
Buizerd
Bij de Buizerd komen uiteenlopende kleurslagen voor, van licht tot zeer donker, met allerlei tinten bruin, grijs en wit, steeds weer anders verdeeld. Maar aan het forse postuur, de sierlijke, cirkelende vliegwijze en de luide, miauwende roep is deze, ook bij ons vrij algemene dagroofvogel toch gemakkelijk te herkennen.
Cirlgors
De Cirlgors is om zo te zeggen de mediterrane evenknie van de in onze streken veel ruimer verspreide Geelgors. De Cirlgors komt in allerlei struikrijke biotopen voor, maar blijkt niet graag ten noorden van de Loire en de Alpen te broeden. In België heeft hij dat ooit gedaan, maar nu is hij daar, en in Nederland nog meer, een zeldzame dwaalgast.
Duinpieper
Met zijn slanke silhouet is de Duinpieper een vrij grote pieper. Hij overwintert in Afrika ten zuiden van de Sahara, maar komt elk voorjaar naar Europa om te broeden. Hij eet insecten en leeft bij voorkeur in droge terreinen met lage begroeiing. De populaties gaan achteruit als gevolg van aantasting van de leefomgeving en het gebruik van pesticiden.
Engelse kwikstaart
Bij de Gele kwikstaart onderscheidt men talrijke ondersoorten die van elkaar verschillen door de kleur en de tekening van de kop van de mannetjes. Een van die ondersoorten is de Engelse kwikstaart met een geelgroene kop. Hij broedt in West-Europa en bastaardeert soms met de typische ondersoort Motacilla flava flava, die een grijsblauwe kop heeft.
Fazant
De Fazant stamt uit het Pontische gebied, maar is in Europa uitgezet en alom ingeburgerd, van Griekenland tot Scandinavië. Hij leeft in bossen maar waagt zich vaak in open terrein, mits dekking van heggen voorhanden is; er wordt veel op gejaagd. Zijn eetgewoonten laat hij afhangen van wat de omgeving biedt: van graszaad tot kleine gewervelden.
Geelgors
De Geelgors is bij ons algemeen in kleinschalig cultuurlanden heide op de hogere zandgronden. ‘s Winters zie je vaak groepjes Geelgorzen op akkers naar gevallen zaden zoeken. In de lente laten de mannetjes vanaf een hoge plaats in de struiken hun sjirpende, wat eentonige zang horen. Ze hebben dan roestbruine bovendelen en een felgele kop en borst.
Gele kwikstaart
De Gele kwikstaart vrolijkt ‘s zomers met zijn kleurige veren bijna overal in Europa het platteland op. Anders dan de Witte kwikstaart mijdt hij de directe nabijheid van mensen; hij komt dus zelden in de stad. Hij geeft de voorkeur aan moerassen en vochtige akker- en graslanden. Vaak volgt hij het vee in de wei om opgeschrikte insecten te vangen.
groep 2
Goudplevier
Grasmus
Graspieper
Goudplevier
De Goudplevier mag toch wel een mooi beestje heten, met zijn ranke poten, grote zwarte ogen en met goud besprenkelde verenkleed. Deze kleine waadvogel overwintert op akkers en graslanden in West-Europa, dikwijls maar net bezuiden de vorstgrens. Hij is schuw en moeilijk benaderbaar, maar al op grote afstand herkenbaar aan zijn klagende roep.
Grasmus
De Grasmus is in Europa, dus ook in ons land, een algemene soort. Omdat hij zich erg onopvallend gedraagt, wordt hij gemakkelijk over het hoofd gezien. Meestal scharrelt hij in dicht struikgewas rond, waar hij jacht maakt op kleine insecten. Toch is hij ook dan op zijn roep- en zanggeluiden te vinden. Verder vliegt hij op een kenmerkende wijze.
Graspieper
De Graspieper is een algemene zangvogel in West-Europa, ook bij ons. Zijn broedareaal strekt zich overigens veel verder uit, van Oost-Groenland tot West-Siberië. Het is een onopvallende vogel, maar goed te herkennen aan zijn zang, uitgevoerd tijdens een bijzondere zangvlucht. Hij leeft in open, vochtige terreinen en eet in hoofdzaak insecten.
Graszanger
Wie in Zuid-Europa door moerassige streken wandelt, hoort daar dikwijls een zacht roepje dat van de hemel neerdaalt en met regelmatige tussenpozen wordt herhaald door een vogeltje dat ook na goed zoeken niet waarneembaar is. Het is de piepkleine Graszanger, die in zangvlucht zo hoog boven zijn territorium vliegt dat hij bijna onzichtbaar is.
Grauwe gors
De Grauwe gors wordt bijna 20 cm lang en is daarmee een van de grootste gorzen.Toch zou je hem vanwege zijn onopvallende, geheel bruine verenkleed gemakkelijk over het hoofd kunnen zien, ware het niet dat hij de hele dag luidkeels zit te zingen. Hij komt nog overal in het Europese laagland voor, maar wordt bedreigd door habitatverlies.
Grauwe kiekendief
De Grauwe kiekendief is als hij boven open terrein op zoek naar voedsel is, betrekkelijk eenvoudig te herkennen. Het is een slanke, gemakkelijk vliegende vogel die reeksen soepele wiekslagen afwisselt met zweefvluchten. Maar hij is zeldzaam en leeft stil en teruggetrokken. Hij is dan ook zelden op zijn roep te herkennen.
Grauwe klauwier
De Grauwe klauwier is een zangvogel van bescheiden afmetingen, maar hij houdt er roofvogelachtige jachtmethoden op na en spietst zijn jachtbuit op doornen. Hij is wijdverspreid in Europa en Azië, en komt vooral in droge, halfopen landschappen voor. Helaas gaat de soort sterk achteruit door voortschrijdende aantasting van zijn leefomgeving.
Griel
De Griel is een kloeke, maar door zijn bruinachtige verenkleed, zijn sluipende gang op de grond en zijn veelal nachtelijke levenswijze weinig opvallende vogel. Toch is hij heel herkenbaar aan onder meer zijn grote, gele ogen. De meer noordelijke broedpopulaties trekken. De soort is de laatste decennia sterk achteruitgegaan.
Grijze wouw
Deze roofvogel, die nauwelijks groter is dan een tortelduif, leeft in open landschappen van Zuidwest-Europa, Afrika en Zuid-Azié tot in Nieuw-Guinea. Hij is gemakkelijk te herkennen aan de grijze boven- en witte onderdelen en het contrasterende zwarte vleugeldek. Het is een standvogel die maar zelden in ons land te zien is.
rote lijster
De Grote lijster is de reus onder de Europese lijsters. Hij leeft in halfopen terreinen zoals kapvlakten en graslanden met houtwallen. Van onze broedvogels trekt een groter of kleiner deel afhankelijk van de weersomstandigheden ‘s winters naar het zuiden. Maar in maart zijn ze allemaal terug in hun broedgebied en hoor je hun krachtige, melodieuze zang.
Grote Pieper
Ook al is de Grote pieper in West-Europa een zeldzame verschijning, hij wordt er jaarlijks in kleine aantallen gezien. De vogel broedt in Siberië en overwintert gewoonlijk in Zuid-Azié, maar tijdens de herfsttrek verdwaalt vaak een aantal losse individuen in Europa. Ook in ons land wordt de soort geregeld waargenomen.
Grote Trap
De Grote trap is een van de zwaarste vliegende vogels. De mannetjes kunnen 18 kg zwaar worden en hebben in het zomerkleed lange, witte veerborstels aan weerszijden van de keel, die met de jaren langer worden. Verder voeren ze een indrukwekkende baltsceremonie op. De Grote trap wordt momenteel in veel landen met uitsterven bedreigd.
groep 2
Hop
Ijsgors
Indigogors
Hop
De kop van de Hop is versierd met een oprichtbare kuif, oranje met zwarte vlekjes; de snavel is zeer lang uitgetrokken. Het slanke lichaam is okerkleurig, op de zwarte vleugels zie je witte banden. Hoppen eten insecten zoals sprinkhanen, krekels en vlinders, alsook hun larven. Tenzij je een mannetje hoort zingen, zul je de Hop niet gauw vinden.
Ijsgors
De IJsgors broedt op de toendra in het hoge noorden. Een klein deel van de broed- populaties overwintert in de Noordzeelanden, ook hier meestal in open terrein en vooral, maar niet alleen, langs de kust. Ze gedragen zich onopvallend en zijn bovendien makkelijk te verwarren met andere zaadetertjes die op dezelfde plaatsen foerageren.
Indigogors
De Indigogors is een kleïne, blauwe zangvogel met broedplaatsen in Noord-Amerika. Hij overwintert gewoonlijk in Midden-Amerika. Af en toe komt een tijdens de trek verdwaald exemplaar in West-Europa terecht. Omdat de soort hier ook als kooivogel wordt gehouden, zijn dwaalgasten alleen door ringonderzoek met zekerheid te determineren.
Isabelklauwier
De Isabelklauwier is de minst kleurige en ook de zeldzaamste van de klauwieren die in West-Europa voorkomen. De soort komt hier alleen als dwaalgast voor en heeft zijn broedplaatsen in Azië. Aan het zandkleurige verenkleed is zijn voorliefde voor halfwoestijnen af te lezen. Overigens komt hij in zijn gedrag met geen enkele andere klauwier overeen.
Isabeltapuit
De Isabeltapuit is een hoogpotige zangvogel uit de omgeving van de Zwarte Zee en West-Azié. Hij verschijnt heel af en toe als dwaalgast in West-Europa. Het is een bijna effen zandkleurige vogel met een kloeke snavel en donkere poten. Hij is gemakkelijk te verwarren met andere tapuiten, vooral met vrouwtjes van andere soorten.
Jufferkraan
De Jufferkraan is een van de talrijkste kraanvogels op aarde. Maar in West-Europa wordt hij zelden gezien, met uitzondering van verwilderde parkvogels. Hij is te herkennen aan de geheel bevederde kop, de witte oorpluimen en de zwarte sierveren aan de bovenborst. Het is een alleseter. In India worden tamme Jufferkranen gehouden als insecten- en slangenverdelgers.
De Kaspische plevier
De Kaspische plevier is bruin van boven en wit van onderen, maar het kleed wordt in de broedtijd opgevrolijkt door een roodbruine borst met daaronder een zwart biesje. Deze elegante, rijzige steltloper broedt op de Aziatische steppe en overwintert in Afrika, maar soms verdwaalt er een exemplaar in West-Europa. In 2009 was voor het eerst een Kaspische plevier in Nederland te zien.
Kerkuil
Deze nachtroofvogel heeft uitstekende ogen en ook een zeer scherp gehoor; hij jaagt in hoofdzaak op knaagdieren maar grijpt ook wel vogeltjes, en af en toe een kikker. Kerkuilen nestelen in holle bomen, maar ook in oude gebouwen waaronder kerken.De aantallen nemen af, onder meer doordat veel kerkuilen in het verkeer omkomen.
Kievit
Kieviten zie je vaak in groepen bijeen, met vlugge pasjes dribbelend langs waterkanten of op akkers, altijd op zoek naar kleine ongewervelden en zaden. Deze mooie vogel van vochtige terreinen valtop door zijn wendbaarheid in de lucht; een zwerm Kieviten valt van verre op door de telkens in het zonlicht opblinkend onderdelen.
Klapekster
De Klapekster is een roofzuchtige zangvogel uit de klauwierenfamilie, met een iets haakvormige snavel, een vrij lange staart en sterke kleurcontrasten in de veren. Hij loert vanaf een hoge uitkijkpost op prooi en spietst zijn slachtoffers aan doornen om ze later op te eten. De soort loopt sterk in aantal terug door veranderingen in de agrarische bedrijfsvoering.
Kleine klapekster
Deze klauwierensoort is te herkennen aan de opvallend roze borst en de brede, over het voorhoofd doorlopende zwarte oogvlek. Hij jaagt op de manier van een roofvogel op grote insecten en kleine gewervelden. Hij komt vooral in Zuid- en Zuidoost-Europa voor; vroeger ook in Midden-Europa, maar de soort wordt steeds zeldzamer en het broedareaal slinkt.
Kleine rietgans
De Kleine rietgans broedt op de arctische toendra van Groenland, IJsland en Spitsbergen. De westelijke populaties trekken naar de Britse eilanden, maar de vogels van Spitsbergen overwinteren in Denemarken, Friesland en Vlaanderen, waar ze in graslanden en op akkers pleisteren en soms enige schade aanrichten. De soort is beschermd, en de aantallen nemen toe.
Kleine torenvalk
De Kleine torenvalk broedt rond de Middellandse en de Zwarte Zee en verder in Azië. In West-Europa is de vogel een zeldzame dwaalgast. Hij is ooit eenmaal in België waargenomen en nog nooit met zekerheid in Nederland. De Zuid-Franse broedpopulatie was bijna uitgestorven, maar is bezig zich te herstellen en zelfs uit te breiden.
Kleine trap
Kleine trap
Door zijn grote lichaam op hoge poten en zijn kleine kop doet de Kleine trap aan een hoendervogel denken. Toch is hij meer verwant aan de kraanvogels. Het is een schuwe, zeldzame en daardoor weinig bekende vogel. Wie hem wil zien, moet naar Spanje of Frankrijk afreizen. Bij ons is hij slechts een zeldzame dwaalgast.
Kleine zwartkop
De Kleine zwartkop is een algemeen zangertje in mediterrane landen, al krijg je hem ook daar niet makkelijk te zien, want hij gedraagt zich onopvallend: hij schiet snel heen en weer tussen struiken en scharrelt veel op de grond en in lage begroeiing rond, op zoek naar insecten, spinnen, zaden en vruchtjes. Bij ons is hij een zeldzame dwaalgast.
Kneu
De Kneu is een charmant, goed zingend vogeltje dat bij ons geregeld te zien is op akkers, waar hij urenlang op zoek kan zijn naar voedsel: vooral zaden, maar ook wel spinnetjes en insecten. Kneutjes verplaatsen zich meestal in groepjes en nestelen ook zo, dicht bij elkaar.
Koekoek
Hoor je op een mooie voorjaarsdag ineens opgewekt “koekoek” roepen, dan weet je dat de Koekoek terug is in het land. Zijn roep is overbekend, maar er zijn maar weinig mensen die de vogel hebben gezien, want hij is schuw en leeft verborgen. De Koekoek is een broedparasiet. Hij bouwt zelf geen nest, maar legt eieren in de nesten van andere vogels.
Koereiger
Terwijl de meeste reigerachtigen in moerassen leven en vissen of kikkers eten, leven Koereigers meer op graslanden, waar ze achter het vee aan lopen en de grond naar insecten afzoeken. In dat opzicht is deze kleine, in hoofdzaak insectenetende reiger zonder meer een buitenbeentje in de familie Ardeidae.
Kolgans
Elk najaar zoeken de Kolganzen, na gebroed te hebben op de toendra in het hoge noorden, hun toevlucht in meer gematigde streken op het noordelijk halfrond. Voor veel vogels is Nederland het eindstation; een deel trekt verder naar Vlaanderen en de Franse kust. Buiten de broedtijd vormen Kolganzen grote groepen waarin ook vaak andere soorten meetrekken.
Kortteenleeuwerik
De Kortteenleeuwerik is een bodembewonende vogel met een verenkleed in alle schutkleuren die bij die levenswijze passen. Hij komt in Zuid-Europa, Noord-Afrika en de zuidhelft van Azië voor, met een tiental ondersoorten die in kleur variëren van licht-oker tot bruinrood met meer of minder krachtig gevlekte bovendelen. De Europese broedvogels overwinteren in Afrika.
Kuifkoekoek
De Kuifkoekoek is een zeldzame vogel uit Zuid-Europa, en zelfs daar is hij lastig te vinden. Bij ons komt hij maar heel af en toe als dwaalgast voor. Het is een trekvogel, die alleen in Europa komt om zich voort te planten. Net als onze Koekoek is hij een broedparasiet, die eieren legt in nesten van andere vogels, vooral in kraaiennesten.
Kuifleeuwerik
De Kuifleeuwerik is een kleine zangvogel, gemakkelijk te herkennen aan zijn puntige kuif, duidelijk langer dan bij de Veldleeuwerik. Hij houdt van droge, open terreinen. Je vindt hem vaak in droge graslanden, maar sinds het begin van de 20ste eeuw wordt hij door de veranderingen in zijn natuurlijke habitat naar de steden gedreven.
Kwartel
De Kwartel is de kleinste hoendervogel van Europa. Het is ook de enige soort binnen zijn familie die geneigd is lange trektochten naar sub-Sahara-Afrika te maken. Dankzij zijn streperig bruine schutkleur kan hij veilig in hoog gras of graanvelden rondlopen. Niet toevallig vormen zulke begroeiingen zijn voorkeurshabitat.
Kwartelkoning
De Kwartelkoning leeft verborgen in hoge kruidenvegetaties, vooral in vochtige hooilanden. Het is geen hoenderachtige, zoals de Kwartel, maar een ral, en hij eet zowel zaden als allerlei klein gedierte. De mannetjes hebben een kenmerkende, raspende roep. Kwartelkoningen zijn alleen ‘s zomers in ons land, om te broeden; ze overwinteren in Afrika.
Lannervalk
De Lannervalk komt in West-Europa maar weinig voor en uitsluitend als dwaalgast. Hij is te herkennen aan de rossige of zandkleurige kruin en de leigrijze bovendelen. Het is een behendige vlieger en hij beschikt over een bijzondere jachttechniek. Helaas gaat de soort in Europa sinds een halve eeuw sterk in aantal achteruit.
Mongolse pieper
Piepers zijn streperig bruine, grondbewonende zangvogels die lastig uit elkaar zijn te
houden. Dat geldt ook voor de Mongoolse pieper, een Aziatische soort die af en toe als dwaalgast in Europa optreedt. In feite is nog maar kort bekend op welke veldkenmerken hij met enige zekerheid van de nauw verwante Grote pieper kan worden onderscheiden.
Morinelplevier
De Morinelplevier heeft in de jaren 1960 kort in Nederland gebroed, maar komt nu weer alleen op de arctische toendra en in Midden-Europese en Aziatische gebergten als broedvogel voor. Hij wordt langs de kust en vooral in Flevoland nog wel als doortrekker gezien. Hij is gemakkelijk herkenbaar aan de grote, witte wenkbrauwstrepen en de witte borstband.
groep 3
Nachtzwaluw
De Nachtzwaluw is een schuwe, wat mysterieuze vogel. Het is de enige Europese vertegenwoordiger van zijn orde; hij verblijft hier overigens alleen in de broedtijd. Hij leeft van insecten en is ‘s nachts actief; dankzij zijn bruine en grijze schutkleuren kan hij overdag ongezien op een boomtak of tussen planten op de grond liggen rusten.
Ooievaar
Met deze grote, zwart-witte, roodpotige, snavelklepperende waadvogel is iedere inwoner van Europa van jongs af bekend. Toch is de soort in West-Europa sterk in aantal achteruitgegaan. Rond 1980 was hij in onze streken bijna uitgestorven, maar dankzij beschermende maatregelen en heruitzetting is deze prachtige vogel hier nu weer elk jaar te zien.
Ortolaan
De Ortolaan behoort tot de gorzen. Hij wordt zo groot als een mus en heeft een perzikkleurige buik en een groengrijze kop met gele keel en mondstreep. Hij broedt in Europa en West-Azië, maar lang niet overal. Hij overwintert in Afrika ten zuiden van de Sahara, maar over zijn verspreiding daar is nog weinig bekend. In Europa gaat de soort sterk achteruit.
Paapje
Het Paapje is een zangvogeltje uit de lijsterfamilie Turdidae, waarvan in Europa veel getalenteerde vertegenwoordigers leven. Ook het Paapje dat in de graslanden woont, is een onvermoeibare zanger. Helaaswordt hij in zijn bestaan bedreigd door veranderingen in de agrarische bedrijfsvoering. Doordat vroeg in het jaar wordt gemaaid, worden veel nesten met eieren of jongen vernietigd.
Patrijs
De Patrijs is een bekende, buikige vogel van cultuurlandschappen, ook bij ons vrij
algemeen op het platteland. Hij is niet zo contrastrijk gekleurd als de Rode patrijs
uit Zuidwest-Europa. Hij leeft in groepjes, eet zaden en brengt veel tijd op de grond door, in de dekking van ruige begroeiing; hij vliegt zelfs bij verstoring ongaarne.op.
Provençaalse grasmus
De Provençaalse grasmus broedt alleen in Zuidwest-Europa, maar is daar wel algemeen, vooral in garrigue-struwe/en langs de Middellandse Zee. Dit donkere zangvogeltje is misschien niet zo kleurrijk maar toch aardig om te zien, met zijn wijnrode buik en zijn meestal hoog opgewipte staart. Om hem te zien te krijgen heb je wel wat geduld nodig.
Ramsuil
De Ransuil staat qua grootte tussen de Oehoe en de Dwergooruil in en heeft net als zij een paar mooie ‘oorpluimen’ op het voorhoofd. Alleen in de broedtijd is zijn zachte, klagende roep in het bos en het nabije veld hoorbaar. Je krijgt hem niet gemakkelijk te zien, want hij leeft erg verborgen. Toch komt hij bijna overal in ons land voor.
Renvogel
Zoals alle spechten heeft de Middelste bonte specht een zeer lange tong en tenen met
haakvormig gekromde nagels. Hij verschilt van andere spechten door zijn geheel rode
kruin en zijn veel minder forse snavel, die ongeschikt is om te roffelen of holen in bomen
te hakken. Hij leeft in eikenbossen en wordt ernstig bedreigd door de houtwinning.
Rietgans
De Nachtegaal is een solitair levende vogel die veel tijd op de grond en in struikgewas
doorbrengt, op zoek naar insecten, regenwormen en bessen. Hij is overdag actief,
zoals alle zangvogels, maar het mannetje laat ook ‘s nachts zijn mooie zang horen.
Het vrouwtje nestelt op de grond en broedt daar elk voorjaar 4 of 5 eieren uit.
Rode patrijs
De Noordse boszanger broedt niet veel verder noordwaarts In Europa dan andere loofzangers, maar is in ons werelddeel wel meer tot het hoge noorden beperkt,
zoals ook tot uitdrukking komt in de Engelse naam ‘Arctic Warbler’. Hij lijkt veel op de Grauwe fitis, die iets zuidelijker broedt. In West-Europa is hij een zeldzame dwaalgast.
Oehoe
De Oehoe heeft zwaar geleden onder onzinnig bijgeloof, dat mensen aandreef tot een
meedogenloze jacht op deze vogel, tot hij bijna was uitgestorven. Thans neemt het
aantal broedparen weer toe, vooral door het uitzetten van dieren in de Ardennen en
Duitsland. Het soms al in februari broedende vrouwtje wordt door het mannetje van
voedsel voorzien.
Orpheusspotvogel
De Orpheusspotvogel lijkt veel op de Spotvogel en neemt diens plaats in Zuidwest- Europa in. Dit sierlijke, dunsnavelige zangvogeltje kan goed geluiden nabootsen,
vandaar zijn naam ‘polyglotta’. Met zijn vuilgele veren is hij in de struiken lastig te zien, maar hij verraadt zich door zijn gebabbel. Hij broedt in Europa, maar overwintert in Afrika.
Palla's boszanger
Pallas’ boszanger stamt uit Azië, maar wordt steeds vaker in West-Europa gezien, vooral
‘s winters. De aantallen zijn zo toegenomen dat nauwelijks nog van een dwaalgast kan
worden gesproken, maar eerder van een schaarse wintergast. Het piepkleine bosvogeltje doet door zijn gele en zwarte kruinstrepen aan een goudhaantje denken.
Rood- en Zwartkeellijster
De Roodkeellijster is net als de Zwartkeellijster een ondersoort van dezelfde, Aziatische
soort. De mannetjes van de eerste ondersoort hebben in het zomerkleed een steenrode
keel en borst; bij die van de tweede zijn die lichaamsdelen zwart. In het winterhalfjaar
worden af en toe verdwaalde exemplaren van beide vormen in West-Europa gezien.
Roodoogvireo
De Roodoogvireo is gemakkelijk te herkennen aan zijn grijze kruin en rode oog, beide ingevat in witte en zwarte strepen. Het is een vrij kloeke zangvogel met groenachtige bovendelen. Hij hoort thuis in Amerika, waar hij heel algemeen is. Maar omdat tijdens de herfsttrek wel eens exemplaren verdwalen, wordt de vogel soms ook in West-Europa gezien.
Schreeuwarend
Vroeger werden de Schreeuwarend en de Bastaardarend als vormen van dezelfde soort opgevat. Dat maakt het lastig oude waarnemingsgegevens correct te interpreteren. Ook nu worden de soorten nog vaak verward. Beide zijn bruin en broeden in Oost-Europa. Maar wie goed kijkt naar het verenkleed kan de vogels van elkaar onderscheiden.
Siberische lijster
In vergelijking met onze inheemse, meer algemene Turdidae is de Siberische lijster een bijzondere vogel. Dat geldt althans voor de mannetjes, met hun grote, witte wenk- brauwstreep, die sterk afsteekt bij het donkere verenpak. De gespikkelde bruine vrouwtjes
zijn eerder als lijsters herkenbaar. De soort is in West-Europa een zeldzame dwaalgast.
Sperwer
De Sperwer is wijdverspreid in Europa, Noord-Afrika en Azië. Ook in ons land komt hij op plaatsen met een afwisseling van bos en open terrein op grote schaal voor. Deze geduchte roofvogel maakt vooral jacht op vogels en beschikt daartoe over bijzondere vliegcapaciteiten: hij is snel en kan bovendien handig manoeuvreren tussen geboomte.
Sperwuil
Deze middelgrote, langstaartige uil behoort tot de Siberisch-Canadese avifauna, met
voorkeursbiotopen in de boreale taigabossen in Noord-Amerika en Eurazië. West- Europa bezoekt hij zelden en bijna altijd invasiegewijs in barre winters waarin tevens
sprake is van schaarste aan prooien en overbevolking in de uilenpopulatie.
Spotvogel
De Spotvogel keert in mei altijd als laatste trekvogel terug uit de winterverblijven:
hij kondigt feitelijk het eind van de lente aan. Hij broedt in allerlei bosjes en jonge
aanplant, zelfs in erfbeplanting rond boerderijen in boomloze polders. Wie zijn zang
met de vele karakteristieke imitaties herkent, kan hem vrij gemakkelijk vinden.
.
Staartmees
Dit sierlijke, levendige zangvogeltje heeft in verhouding tot het lichaam een uitzonderlijk
lange staart. In dat kenmerk wijkt hij duidelijk af van de overige, ‘echte’ mezen, die in
een andere familie zijn ondergebracht. Er zijn vormen mét en zonder zwarte kopstrepen,
maar noordelijk in Midden-Europa, ook bij ons, komen tussenvormen voor.
Taiga boomkruiper
De Taigaboomkruiper lijkt als twee druppels water op de Gewone Boomkruiper. Hij is dan ook alleen met zekerheid aan zijn zang te herkennen. Het is een echte bosvogel,die zich niet graag in open terrein begeeft. Behalve op de boreale taiga broedt hij ook vrij algemeen in de Midden- en Zuid-Europese gebergten, inclusief Hoog-België.
Vlaamse gaai
Deze mooie vogel leeft solitair, behalve in de broedtijd. We/ vormt hij af en toe tijdelijke groepjes.
Mannetjes en vrouwtjes zijn uiterlijk hetzelfde. Onze gaaien zijn standvogels, maar Noord-
Europese populaties trekken ‘s winters naar het zuiden. Gaaien zijn alleseters; ze lusten graag eikels,
waarvan ze ook wintervoorraden aanleggen.
Vuurgoudhaantje
Het Vuurgoudhaantje is net zo’n nietig balletje veren als het algemenere Goudhaantje.
De twee zijn de kleinste vogels van Europa. Zonder zijn goudgele, zwartomrande kruin
zou het Vuurgoudhaantje nauwelijks opvallen in de bossen die in Midden-, West- en Zuid-
Europa zijn leefgebied vormen. De meer noordelijke populaties trekken, de zuidelijke zijn
standvogel.
Wespendief
De Wespendief lijkt veel op een Buizerd, maar heeft heel andere leefgewoonten. Zo
eet hij voornamelijk vliesvleugelige insecten en hun jongen, waartoe hij de nesten
plundert. Hij gedraagt zich onopvallend, zowel op de broedplaatsen als in zijn Afrikaanse
winterkwartieren. Tijdens de trek, waarvoor Wespendieven vaak grote groepen vormen, is
hij beter waarneembaar.
Wielewaal
Ondanks zijn opvallende, felgeel-met-zwarte verenkleed krijg je de Wielewaal nog niet
zo gemakkelijk te zien, want hij houdt zich vaak schuil in het loof van de boom-
kruinen. Hij komt elk jaar uit tropisch Afrika naar Europa, alleen om er te broeden. Het
vrouwtje construeert daartoe een bezienswaardig, hangmatvormig nest, hoog in een boom.
Winterkoning
Tjdens een wandeling in een boomrijk park hoor je dikwijls de luide trillers van de
Winterkoning. Het is een klein, springerig bundeltje veren met een kenmerkend
opgewipt staartje eraan; je krijgt hem dikwijls maar even te zien, meestal dicht bij de
grond, voor hij wegschiet in dichte struiken. Bij ons is hij algemeen in bossen en tuinen.
Witbandkruisbek
De vier kruisbeksoorten zijn overgeleverd aan de grillen van de zaadproductie bij naald-
bomen in de taiga. In slechte jaren zien hele populaties van deze vinkachtigen zich
gedwongen naar elders uit te wijken. Ook felle kou kan dergelijke trekbewegingen teweeg-
brengen. In zulke gevallen wordt de Witbandkruisbek ook wel eens in West-Europa gezien.
Withalsvliegenvanger
De Withalsvliegenvanger is een sierlijk zangvogeltje, dat door habitatvernietiging met
uitsterving wordt bedreigd. Het is bovendien een trekvogel, die alleen naar Europa komt
om er te broeden. Daarbij vertoont hij een voorkeur voor Oost- en Midden-Europa; hij komt
niet verder dan Noord-Frankrijk. Hij vertoont veel gelijkenis met de Bonte vliegenvanger.
Witrugspecht
De Witrugspecht is de grootste van de Europese ‘bonte spechten’, zo genoemd vanwege
het zwart-witte verenkleed met meer of minder rode accenten. Hij is ook de zeld-
zaamste, want zijn voorliefde voor oude bossen met dood hout is onverenigbaar met de
gangbare, intensieve bosbouwmethoden. Daarom neemt hij bijna overal in Europa in
aantal af.
Witstuitbarmsijs
Deze kleine vinkachtige uit hoog-arctische gebieden bezoekt ons land af en toe midden in de winter, maar in zo geringe aantallen dat hij toch een dwaalgast moet heten. Hij heeft streperig lichtgrijze bovendelen, een rode vlek op het voorhoofd en een kegelvormig snaveltje. Mannetjes hebben net als de Barmsijs een roze borst, maar in veel bleker tinten.
Zanglijster
De sympathieke, wat potsierlijke Zanglijster, met zijn bolle, roomwitte borstje vol donkerbruine vlekjes, weet wel de aandacht te trekken door zijn ver dragende, melodieuze,
uitdrukkingsvolle zang. Toch is hij schuchter van aard; hij prefereert koele, vochtige plaatsen,
zoekt de veilige dekking van bosschages en heggen.
Zomertortel
Alle Zomertortels brengen de winter in Afrika door, maar keren in het voorjaar naar ons werelddeel terug, om te broeden. Ze bouwen simpele, wat slordige nesten van twijgjes in hoge struiken. Ze eten vooral zaden en bessen. Bij ons zijn ze nog algemeen; elders in West-Europa gaat de soort achteruit, vooral omdat er veel op gejaagd wordt.
Zwarte mees
De Zwarte mees onderscheidt zich van andere mezen door de witte nekvlek achter de
zwarte kruin. Hij is de kleinste van al onze mezen. Hij laat zich niet gauw door de kou
verdrijven uit de naaldbossen waarin hij leeft, althans niet op onze gematigde breedten.
Hij is weinig schuw en bezoekt geregeld tuinen om voedsel te halen en soms zelfs om te
broeden.
Zwarte specht
De Zwarte specht heeft sterke poten, waarmee hij zich moeiteloos tegen boomstammen ophijst. Manhaftig hakt hij in op de schors van bomen en haalt er de insecten uit, zoals
mieren en keverlarven; maar hij eet ook wel zaden. Het mannetje en het vrouwtje maken samen een veilige nestholte in een boom, waarin ze 4 tot 6 jongen grootbrengen.
Zwarte wouw
De Zwarte wouw heeft van alle dagroofvogels het grootste verspreidingsgebied. Mensen hebben hem eeuwenlang vervolgd, zelfs tot in de jaren 1950. Maar nu zijn althans de Europese populaties van deze vogel beschermd. Zwarte wouwen houden zich graag bij rivieren op, waar ze azen op dode vissen die aan het oppervlak drijven.
Zwartkop
Zwartkoppen broeden van april tot juli, op boomrijke plaatsen in vrijwel alle delen van
ons land. Dan brengen de mannetjes hun melodieuze zang ten gehore. In de herfst
trekken de meeste weg naar zuidelijker oorden, maar in de Hollands-Zeeuwse en Vlaamse
kuststreek blijven altijd wel enkele Zwartkoppen achter.
Zwartkopgors
De Zwartkopgors is een zaadetende zangvogel die zich bij voorkeur in gesloten,
bosachtige landschappen ophoudt. De mannetjes zijn in het zomerkleed gemakkelijk te herkennen aan hun zwarte kop en gele onderdelen. De soort broedt in Zuidoost-Europa en Zuidwest-Azië overwintert in India en komt in West-Europa alleen als dwaalgast voor.