Deze merkwaardige Amerikaanse steltloper lijkt iets op een Wulp, maar wordt amper half zo groot en heeft een rechte snavel en gele poten. Hij komt soms op natte plaatsen voor, maar in feite vormen prairies en andere steppegraslanden zijn voorkeurshabitat. Tijdens de trek raakt hij af en toe in West-Europa verzeild.
Een heel ongewone steltloper
Bartrams ruiter is een vogel uit de Nieuwe Wereld. Hij broedt in Noord-Amerika, overwintert in
Zuid-Amerika en leeft terrestrisch, dus voornamelijk op de grond. Meestal treedt hij solitair op en wordt hij zelden in
kleine groepjes gezien. Evenmin zoekt hij het gezelschap van andere steltlopers.
Wuipachtige habitus
Door zijn donkergeschubde bovendelen en de algemene habitus doet Badrams ruiter veel aan een Wulp denken, maar hij heeft niet zo’n lange, omlaaggebogen snavel en blijft een stuk kleiner. De snavel is vrijwel recht en nauwelijks langer dan de kop die hem draagt. Zijn voorkomen wordt vooral bepaald door de meestal opgerichte lichaamshouding, de dunne hals en de kleine kop, waarin het grote, lichtomrande oog sterk opvalt. De bovendelen van het verenkleed zijn overwegend bruin met zwarte vlekken en lichte veerranden. De flanken zijn min of meer dwarsgestreept. Bartrams ruiter heeft een lange, bruine staart met zwarte dwarsbandjes. De poten zijn geel.De snavel is ook geel, maar met een zwarte nok en punt.
Subtiele kleurnuances
De geslachten zijn uiterlijk zeer overeenkomstig, al worden de vrouwtjes meestal iets groter dan de mannetjes. Jonge vogels verschillen tot in de eerste herfst (november) subtiel van de volwassen dieren. Door de dan nog smalle, roomwitte randen van de veren van de bovendelen hebben ze een wat opvallender schubtekening dan de adulten.
Insecteneters
Deze steltlopers eten vooral veel insecten. Die zoeken ze op de grond bijeen op de wijze van plevieren: steeds een stukje rennend, dan weer plotseling stilstaand. De door hen bezochte terreinen zijn meestal rijk aan rechtvleugeligen (krekels en sprinkhanen). Verder heeft Bartrams ruiter ook kevers en keverlarven op het menu, alsmede vlinderrupsen, spinnen, duizend poten, slakken en zaden. Bartrams ruiter zoekt zijn voedsel op de grond; met zijn rappe snavel vangt hij uiteenlopende ongewervelden.
Grondnesten
Bartrams ruiter broedt op de prairies van Canada en de Verenigde Staten. Het 5 tot 20 cm hoge nest wordt goed verborgen tussen pollen hoog gras. Het vrouwtje legt twee tot vijf (meestal vier) leemkleurige eieren met bruine en grijze vlekjes. Die worden gedurende 24 dagen door beide ouders in wisseldienst uitgebroed. Sommige onderzoekers zeggen waargenomen te hebben dat vooral het mannetje de verzorging van de jongen op zich neemt, maar anderen menen dat de broedpartners een evenredig aandeel in het grootbrengen van de jongen hebben. In elk geval worden deze na 32 tot 34 dagen vliegvlug.
Vliegtechniek
Bartrams ruiter kan uitstekend vliegen en is daardoor tijdens de trek in staat grote afstanden af te leggen. De mannetjes voeren boven de broedplaats baltsvluchten uit. Daarbij vliegen ze luid roepend op grote hoogte boven hun territorium om dan ineens de vleugels op te vouwen en als een steen omlaag te vallen. Bij normale verplaatsingen vliegen de vogels laag en rechtlijnig met snelle wiekslagen, ongeveer zoals de Oeverloper (Actitis hypoleucos).
Een beetje naamkunde
Bartrams ruiter is genoemd naar de Amerikaanse natuuronderzoeker William Bahram (1739-1823). Eerder was de vogel door ornitholoog Alexander Wilson Tringa bartramia gedoopt in diens werk American Ornitholog, dat tussen 1808 en 1814 in delen verscheen.
Verwante soorten
Bartrams ruiter is de enige soort in het gelacht Baflramia. Hij is nauw verwant met de wulpen (geslacht Numenius) en vormt samen
daarmee de zustergroep van alle overige Scolopacidae (20 genera, ongeveer 90 soorten).
Ecologie en bedreigingen voor de soort
Een prairievogel die soms verdwaalt
Bartrams ruiter reist elk jaar op en neer tussen de broedgebieden in Noord-Amerika en de overwinteringsgebieden in Zuid-Amerika, met name in Argentinië. Tijdens de herfsttrek tussen augustus en oktober raken losse individuen wel eens de weg kwijt en duiken dan onverwachts in West-Europa op, vooral aan de Atlantische kusten.
Steppevogel
Bartrams ruiter is een terrestrisch levende vogel met een voorkeur voor open steppelandschappen zoals prairies. Hij komt echter ook voor in cultuurgraslanden, op akkers en grote kapvlakten. Tijdens de trek strijkt hij soms neer op vliegvelden of golfterreinen en in het Amazonegebied wordt hij vooral aan rivieroevers gezien. Hij overwintert in hoofdzaak in de uitgestrekte pampa-graslanden in Zuid- Amerika. Weliswaar heeft Bartrams ruiter een duidelijke voorkeur voor korte graslanden, maar hij is ook te vinden in hogere kruidenbegroeiingen, waar zijn aanwezigheid dan vaak niet wordt opgemerkt. Badrams ruiter leeft in open terreinen, waar hij paaltjes of lage boompjes als uitkijkpost gebruik .
Langeafstandstrekker
In juli beginnen de kersverse jongen zich al te verspreiden,maar de eigenlijke trek komt pas in augustus goed op gang. De
hoofdtrekroute voert midden door de Verenigde Staten. Langs de westkust wordt de soort niet waargenomen en langs de Atlantische kust is hij schaars. De steltloper legt tijdens de trek grote afstanden zonder tussenstops af. Midden-Amerika wordt dikwijls in één keer overbrugd. Sommige individuen steken de Golf van Mexico over en volgen de Antillenboog. Alle trekkers bereiken uiteindelijk dezelfde reisbestemming: de pampa’s van Zuid-Brazilië tot diep in Argentinië.
Bedreigingen
In de Verenigde Staten is Bartrams ruiter in de 19de eeuw sterk achteruitgegaan als gevolg van bejaging en de ontginning van de prairies tot bouwland. Sinds de 20ste eeuw is hij beschermd en nemen de aantallen weer langzaam toe.
Soms verdwaald!
Vooral tijdens de herfsttrek verdwalen vrij geregeld exemplaren van Bartrams ruiter in Europa, vooral op de Britse Eilanden (43 waarnemingen tot en met 2006), maar ook elders langs Atlantische kusten, bijvoorbeeld 7 keer in Frankrijk (Bretagne, Charente Maritime, Vendée en de Crau bij de Rhônemonding).
Gespreide aankomst
Vanaf half februari, maar vooral in april, trekken de vogels weg uit hun winterverblijven. De aankomstdata in de broedgebieden variëren van april tot in juni, afhankelijk van de breedteligging. In Alaska worden de noordelijkste broedplaatsen pas in juni bereikt. Bij aankomst zijn de broed paren meestal al wel gevormd, maar soms moeten de vogels wachten met broeden tot een definitieve weersverbetering optreedt.
In onze streken
Badrams ruiter is tot 1820 eenmaal in Nederland gezien en werd op 28 oktober 1995 op de Maasvlakte waargenomen en gefotografeerd. Een waarneming uit augustus 1953 op Vlieland is waarschijnlijk, maar niet zeker. Voor zover bekend is desoort nooit in België aangetroffen.
Â