Tuin-en-stadsvogels

groep 1   (a-c)

Amerikaanse Goudplevier

 De Amerikaanse goudplevier werd vanouds opgevat als de typische ondersoort van de Kleine goudplevier, die ook de Aziatische goudplevier omvatte. Toch zijn de twee onlangs als zelfstandige soorten beschreven. De Amerikaanse goudplevier broedt in arctisch Noord-Amerika, overwintert in Zuid-Amerika en is in Europa geregeld als dwaalgast te zien.

Aziatische Roodborsttapuit
baardgrasmus

De Baardgrasmus is een kleine zangvogel van droge, warme, met struweel begroeide berghellingen in Zuid-Europa. Zelfs daar is hij in lente en voorzomer maar kort aanwezig om te broeden. Bij ons is het een zeldzame dwaalgast. Wie de vogel wil zien, moet afreizen naar het warme zuiden; in Zuid-Frankrijk is hij vrij algemeen.

Bartrams ruiter

De Baltimore-troepiaal valt op door contrasterende kleuren: hij heeft zwarte boven- en feloranje onderdelen, wat voor een vogel uit de familie Icteridae niet ongebruikelijk is. In zijn Amerikaanse vaderland is hij vanwege zijn mooie veren en zijn zangkunst erg popu­ lair. Dat hij ook wel eens schade in boomgaarden aanricht, wordt minder gewaardeerd.

groep 1

boomleeuwerik
boompieper
boomvalk

bankivahoen

Het Bankivahoen is de wilde stamvorm van de Huiskip. Het is een vrij klein boshoen, waarvan de hanen in een prachtig glanzend, veelkleurig verenkleed gestoken zijn. Het huiskippenras ‘Gauloise dorée’ heeft veel kenmerken van de stamvorm behouden. In het wild wordt de soort bedreigd door beisging. aantasting van zijn habitat en genetische vervuiling.

barmsijs

De Barmsijs is een kleine, tere, kleurige vinkachtige, die vooral in het koude noorden
van Noord-Amerika, Azië en Europa broedt, meer plaatselijk ook in West- en Midden-Europa. Vooral de noordelijke populaties gedragen zich als trekvogel. Barmsijzen leven in
groepen en zijn weinig schuw. Vooral ‘s winters laten ze zich geregeld in tuinen zien

bastaardarend

De Bastaardarend is alle eeuwen door een fascinerende vogel geweest. Hij diende de Romeinen als overwinningssymbool en de Tartaren als jachtgezel. Het is een forse, volle­ dig bruine roofvogel met enorme, brede vleugels. Hij broedt in Oost-Europa en Noord-Azië en overwintert in subtropische streken. In West-Europa treedt hij alleen als dwaalgast op.

groep 1

buizerd
Engelse kwikstraat

Bergfluiter
Bergfluiter

Omdat hij zo klein is, zulke goede schutkleuren heeft en nooit stil blijft zitten, onttrekt de Bergfluiter zich gemakkelijk aan onze onbescheiden blikken. Maar hoe onopvallend hij zich ook gedraagt, hij verraadt zijn aanwezigheid vaak door zijn klagende roepjes. Af en toe laat hij zich even zien bij de jacht op vliegende insecten.

bladkoning
Bladkoning

De Bladkoning leeft in hoofdzaak in de Siberische taigabossen en werd in 1842 wetenschappelijk beschreven door de Britse zoöloog Edward Blyth. Daarna leerden de vogelaars deze kleine loofzanger steeds beter kennen, wat resulteerde in talrijke waarnemingen van deze soort als dwaalgast in West-Europa, ook in ons land.

blauwstaart
Blauwstaart

De Blauwstaart is gezien zijn oranje flanken en witte onder- en blauwe bovendelen nauwelijks met andere soorten te verwarren. Weliswaar is het vrouwtje met haar olijfbruine rug minder opvallend, maar ook zij heeft de voor deze soort zo kenmerkende oranje flanken. Helaas is dit mooie zangvogeltje maar zelden in West-Europa te zien.

bonte vliegenvanger
Bonte vliegenvanger

De Bonte vliegenvanger is in onze streken een vrij algemene broedvogel. Hij is makkelijk te herkennen aan de witte band op de vleugel. Mannetjes, die in het voorjaar donker­ bruin of leigrijs tot roetzwart worden, zijn dan donkerder dan de vrouwtjes. In de nazomer gaan ze op hun grijs- of olijfbruine vrouwtjes lijken om kort daarna naar Afrika te vertrekken.

boomklever
Boomklever

De Boomklever is een kleine zangvogel met een tweekleurig lichaam: blauwgrijs van boven en okerkleurig van onderen. Hij klautert op zijn korte pootjes behendig omhoog tegen boomstammen, en even makkelijk weer terug, met de kop omlaag! Hij eet zaden en ongewervelden, en bezoekt af en toe voedertafels in de buurt van het bos waar hij leeft.

bosbros
Bosgors

In de zomer heeft het mannetje van de Bosgors een fraaie, zwart-witte kop en veel rood­ bruine tinten op rug, stuit en borst. ‘s Winters is hij streperig bruin en beige, net als het vrouwtje. Hij broedt in het hoge noorden van Europa en Azië en overwintert doorgaans in het Verre Oosten. In West-Europa is de Bosgors een zeldzame dwaalgast.

bosuil
Bosuil

De Bosuil is bij ons een vrij algemene nachtroofvogel, die je in het duister geregeld hoort roepen, al krijgt je hem zelden te zien. Het mannetje brengt een eigenaardig mauwende zang voort, uitlopend in een soort beverig gejank. Bosuilen zijn ‘s nachts actief, maar soms zie je er overdag eentje op een tak zitten, genietend van de zonnewarmte.

brilgrasmus
brilgrasmus

De Brilgrasmus is een kleine zangvogel die zeer plaatselijk voorkomt in Zuid-Europa, Palestina, Noord-Afrika en op de Atlantische eilanden ter hoogte van Noordwest­ Afrika. Zelfs in zijn schaars begroeide leefomgeving wordt hij gemakkelijk over het hoofd gezien, want door zijn overwegend bruin-met-grijze verenkleed is hij daar uitstekend gecamoufleerd.

bruine lijster
Bruine lijster

De Bruine lijster is een ondersoort van Naumanns lijster (Turdus naumanniJ, waarvan hij zich onderscheidt door de helderroodbruine vleugels en de krachtig zwartgevlekte borst en flanken. Hij broedt in Noord- en Midden-Siberië, overwintert verder zuidwaarts in Azië en is in die streken vrij algemeen. In West-Europa is hij maar zelden te zien.

Cetti's Zanger
Cetti's zanger

Cetti’s zanger is een kleine, roestbruine zangvogel met een afgeronde staart. Hij leidt een verborgen leven in bosjes langs het water, waar het mannetje zijn aanwezigheid vaak verraadt door zijn explosieve, klankvolle zang. Het is een van oorsprong mediterrane standvogel, die bij ons in strenge winters vaak sterk wordt uitgedund.

draaihals
draaihals

De Draaihals, een lid van de spechten familie, laat zich niet gemakkelijk zien. Dat komt enerzijds door zijn schaarse voorkomen, anderzijds doordat het principe van schutkleur en camouflagetekening in zijn verenkleed tot het uiterste is doorgevoerd. Bovendien houdt hij zich erg verborgen, al verraadt hij zich door zijn nasale baltsgezang.

dwerggors
dwerggors

 De Dwerggors is een Zeldzame, maar toch vrij regelmatig geziene dwaalgast in West-
Europa. De meeste waarnemingen zijn in het winterseizoen, met name tijdens de herfsttrek gedaan. De vogel valt nauwelijks op en is bovendien makkelijk te verwarren met andere gorzen. Opmerkelijk zijn de bruine kruin en wangstreek, en het streeppatroon op
de kop.

dwerglijster
dwerglijster

De Dwerglijster is een Amerikaanse zangvogel. In Europa komt hij alleen als zeldzame dwaalgast voor en voornamelijk in de late herfst. In Amerika is hij van Alaska tot in Argentinië algemeen. Sommige populaties vertonen een lichte achteruitgang in aantal, als gevolg van het verdwijnen van bossen en ongelukken tijdens de trek.

Dwerguil
dwerguil

De Dwerguil is een kleine nachtroofvogel met veel roestbruin en wit in het verenkleed. Het is een bijzonder soort uil, omdat hij overdag actief is. Hij hoort thuis in naaId­ wouden in Noord-Europa en de Midden-Europese gebergten. Ooit is hij enkele malen als dwaalgast in België waargenomen. In Midden-Europa is hij schaars, maar hij handhaaft zich wel.

Fitis
Fitis

De Fitis is een levendig zangvogeltje dat door zijn schutkleur weinig opvalt tussen het loof van de bomen, maar dat zijn aanwezigheid door zijn opvallende zang toch verraadt. Fitissen leven van insecten en komen alleen naar Europa om te broeden. Ze nestelen op de grond. In sommige landen is een duidelijke achteruitgang geconstateerd.

Fluiter
fluiter

De Fluiter is de grootste van onze loofzangers. Hij is gemakkelijk te herkennen aan zijn kleurige verenkleed met de grijsgroene bovendelen die sterk afsteken tegen de zwavelgele keel en borst en de witte buik. Bij ons is de soort niet erg algemeen. Hij is altijd maar kort aanwezig en voor wie zijn zang niet herkent, is hij vaak lastig te vinden.

Geelsnavelhoek
geelsnavelkoekoek

De Geelsnavelkoekoek is een Amerikaanse vogel die in de herfst naar Zuid-Amerika trekt. Af en toe raakt er een exemplaar in West-Europa verdwaald. In de bossen van Noord-Amerika speelt de soort een nuttige rol als verdelger van schadelijke rupsen. Helaas gaat hij vooral in West-Europa gedurig in aantal achteruit.

geelstuitzanger
geelstuitzanger

De Geelstuitzanger is zeer algemeen in Noord-Amerika. De noordelijke populaties trekken, maar zelden verder dan Midden-Amerika en het Caribisch gebied. Tijdens de trek raken soms individuen uit koers en komen in West-Europa terecht. Vooral op de Britse Eilanden wordt de soort af en toe waargenomen.

Glanskop
glanskop

De Glanskop is een kleine, slanke, sober gekleurde mees die als twee druppels wate~ op de verwante Matkop lijkt. De overeenkomst is zo groot dat men pas in de 19de eeuw ontdekte dat het twee verschillende soorten zijn. De Glanskop leeft vrij verborgen in loofbossen. ‘s Zomers eet hij in hoofdzaak insecten, ‘s winters zaden en bessen.

Goudhaantje
goudhaantje

Met hun vlammend geel-met-oranje kruinstreep trekken Goudhaantjes ‘s winters de aandacht, wanneer ze in parken en tuinen verschijnen. Die Goudhaantjes zijn vaak Noord-Europese vogels die op de vlucht zijn voor de kou in hun broedgebieden. ‘s Zomers zitten onze eigen broedvogels meer verscholen in naaldbossen, al zijn ze ook daar op hun zang wel te vinden.

Grauwe fitis
Grauwe fitis

De Grauwe fitis is een kleine zangvogel uit de taigabossen in het noorden van Europa en Azië. Hij overwintert in Zuidoost-Azië. De soort heeft zich in de afgelopen eeuw langzaam naar noordelijk Midden-Europa uitgebreid. Af en toe worden verdwaalde exem­ plaren in West-Europa waargenomen, maar tot broedgevallen is het hier nog niet gekomen.

Grijskopspecht
grijskopspecht

De Grijskopspecht lijkt vrij veel op de Groene specht, zowel uiterlijk als door zijn gedrag en voedingswijze. Het is een bosdier, net als alle spechten. Hij is zeer trouw aan zijn broedterritorium, al zwerft hij ‘s winters wel eens wat rond. De soort is niet echt bedreigd, maar gaat wel in aantal achteruit.

Groene boompieper
Groene boompieper

De Groene boompieper broedt in Siberië en Noordoost-Rusland en overwintert in bosrijke landschappen in Zuid- en Oost-Azië. Tijdens de trek verdwalen geregeld kleine aantallen van deze zangvogels tot diep in andere werelddelen, waaronder West­ Europa. Ze zijn door hun olijfgroene rug van de verwante Boompieper te onderscheiden.

groene specht
groene specht

Gelukkig laat de Groene specht af en toe van zich horen, vooral in de voortplantingstijd. Deed hij dat niet, dan was hij lastig te vinden, want roffelen op schors of takken, zoals we dat van andere spechten kennen, doet hij maar zelden. Hij leeft in bossen en graslanden, eet mieren en wordt bedreigd door het verdwijnen van nestplaatsen en de belangrijkste voedselbron.

grote bonte specht
grote bonte specht

Er zijn maar weinig mensen die de Grote bonte specht niet herkennen, want de zwart­ witte vogel met zijn rode achterhoofd en de krachtige, puntige snavel waarmee hij roffels slaat en in bomen holen uithakt, is bij ons een vrij algemene verschijning. Met zijn lange, kleverige tong trekt hij insecten uit gangen en spleten in hout van vooral oude bomen.

grote kruisbek
grote kruisbek

De Grote kruisbek uit Noord-Europa lijkt veel op de gewone Kruisbek, maar hij wordt net iets groter en heeft een zwaardere snavel met minder sterk gekruiste snavel­ helften. Daarmee haalt hij de zaden uit dennenkegels, terwijl de Kruisbek zich meer op sparrenkegels richt. Af en toe treedt hij ‘s winters in onze omgeving als invasiegast op

Goudlijster
goudlijster

De Goudlijster dankt zijn naam aan de fraaie gouden grondkleur die tussen de vele zwarte vlekjes op de bovendelen zichtbaar is. Verder verschilt hij van andere lijsters door zijn kloeke formaat en de eigenaardige zang. Hij broedt in hoofdzaak in Siberië en is in West-Europa alleen als zeldzame dwaalgast te zien.

Goudvink
goudvink

De Goudvink is een schuwe vogel die zich goed weet te verbergen. Hij verraadt echter zijn aanwezigheid in een struik of boom door zijn krachtige roep. Goede kenmerken zijn de helderroze borst (bij het vrouwtje beige) en de laaggewelfde kop met zwarte kap.
Met zijn korte, dikke snavel gaat hij knoppen, jonge loten, zaden en rupsen te lijf.

Haalbek
haalbek

De Haakbek bewoont de boreale naaldwouden in Noord-Europa en laat zich maar zelden in ons deel van Europa zien. Het is een forse vinkachtige ter grootte van een spreeuw. Met zijn korte, krachtige kaken en zijn dikke snavel kan hij moeiteloos de kegels van naaldbomen openbreken om er de zaden uit te halen.

Havik
havik

De Havik is een krachtige, elegante, helaas ook zeldzame dagroofvogel. Hij eet in
hoofdzaak vogels, die hij in de vlucht vangt. Het is een bosvogel die altijd in hoge
bomen nestelt en af en toe jaagt in landbouwgebieden, soms zelfs vlak bij dorpen.
De hele populatie was bijna verdwenen, maar neemt nu weer langzaam toe.

Hazelhoen
Hazelhoen

Wie op zoek gaat naar Hazelhoenders krijgt al snel het gevoel dat hij geesten uit de  diepten van het woud najaagt: zozeer onttrekken deze heimelijk levende dieren zich aan waarneming. In de bossen waar ze leven, van de taiga tot 2000 m hoogte in de bergen van Centraal-Europa, inclusief de Ardennen, laten ze nauwelijks sporen van hun  aanwezigheid achter.

Heggemus
heggenmus

 Heggenmussen scharrelen veel op de grond onder struiken rond en daardoor zie je ze vaak
over het hoofd. Deze onopvallende zangvogeltjes houden van dichte begroeiing, zoals
hakhout, heggen en ander struikgewas. In de broedtijd vertonen ze heel complex gedrag;
zowel de mannetjes als de vrouwtjes paren met verschillende partners.

Holenduif

De Holenduif is minder bekend dan de Houtduif en de Rotsduif of Stadsduif, die veel centra van grote steden bevolkt. De Holenduif is vrij schuw en onderscheidt zich ook door de keuze van zijn broedplaats: hij nestelt in holtes van bomen. Onze Holenduiven zijn overwegend standvogels die voorkomen in alle meer boomrijke delen van het land.

Houtduif

De Houtduif legt in tuinen en parken veel van zijn natuurlijke schuwheid af; op het platteland, waar er nog veel op gejaagd wordt, is dat anders. De soort komt in heel Europa voor; in ons land is hij standvogel, maar de populaties uit Noord- en Noordoost- Europa trekken. Juist van die trekkende dieren worden er door jagers veel afgeschoten.

Houtsnip

De Houtsnip heeft de kleuren van dood blad en is daardoor op de bosbodem lastig te onderscheiden. De kleine steltloper komt in alle open of halfopen bostypen voor die rijk aan kruidenondergroei zijn. Houtsnippen hebben bijzondere eigenschappen: een beweegbare snaveltop, zeer scherpe oren, een gezichtsveld van 3600 en goede nachtogen.

Humes bladkoning

Humes bladkoning is een piepklein zangvogeltje dat in Centraal-Azië broedt. Hij is nauw verwant met de Bladkoning uit Noord-Azië, maar is lichter van kleur, iets minder contrastrijk getekend en verschilt duidelijk door de zang. Beide soorten worden
af en toe als dwaalgast in West-Europa waargenomen, ook in onze streken.

Keep

De Keep, een zangvogeltje met oranje borst en schouders leeft bij ons vooral in beuken- bossen, omdat hij dol op beukennootjes is. Hij broedt in het hoge noorden, maar vanaf september trekt hij weg uit zijn broedgebied naar de bossen van Midden-Europa. Zijn groepsinstinct is sterk ontwikkeld. Kepen vormen zwermen van soms miljoenen exemplaren.

Keizerarend

De Keizerarend is maar zelden in West-Europa te zien. In de broedtijd voert deze prachtige roofvogel spectaculaire baltsvluchten uit, alvorens zijn nest te bouwen in een boomkruin. Onder de druk van vervolging en wijziging van zijn leefomgeving heeft
hij zich steeds meer moeten terugtrekken in ontoegankelijke berggebieden.

Kleine bonte specht

De Kleine bonte specht wordt maar 14 cm lang. In de tropen leven nog kleinere spechten, maar alle andere West-Europese soorten zijn groter. De soort bezet hier een bijzondere, nauw omschreven niche. Sinds de jaren 1980 lijkt hij zich uit te breiden, maar de toename berust misschien meer op verstrooiing van populaties dan op echte expansie.

Kleine sprinkhaanzanger

De Kleine sprinkhaanzanger is door zijn geringe formaat en zijn bruinachtige, zwart-gestreepte verenkleed een weinig opvallende vogel. Bovendien is hij erg schuw en verstopt hij zich bij de geringste verstoring in de begroeiing. Dit sierlijke vogeltje van oosterse herkomst is in West-Europa alleen als dwaalgast te zien.

Kleine vliegenvanger

Twee soorten vliegenvangers broeden vrij talrijk in ons land: de Bonte en de Grauwe
vliegenvanger. Van een derde, meer Oost-Europese en Aziatische soort, de Kleine vliegenvanger, zijn uit Nederland maar een paar, niet geheel zekere broedgevallen bekend.
We/ trekt de vogel elk jaar in kleine aantallen door onze streken, vooral bij oostenwind.

Kuifmees

De Kuifmees is in Europa het enige lid van de mezenfamilie met een kuifje van verlengde kruinveren. Maar omdat hij zich niet gemakkelijk laat zien, kan goede kennis van zijn roepgeluiden helpen om hem te vinden. De kuifmees is sterk gebonden aan naaldbossen, met name dennenbossen; maar hij komt ook wel in sparrenbossen voor.

Maskergors

Deze kleine gors, met een streperig bruine rug en gele, bruingevlekte onderdelen, broedt in Azië, van de Siberische taiga tot Midden-China en Japan. In Europa treedt hij alleen als dwaalgast op. Hij is ook enkele malen in Nederland waargenomen. Men
onderscheidt drie ondersoorten, die van elkaar verschillen in de intensiteit van het geel
en de kopkleur.

Matkop

De Matkop is in de Lage Landen een vrij algemene standvogel van bosrijke streken. Herkenning levert vaak problemen op, want de vogel lijkt verwarrend veel op de Glanskop. Ervaren vogelaars kunnen beide soorten met grote zekerheid aan de roepgeluiden onderscheiden.

Middelste bonte specht

Zoals alle spechten heeft de Middelste bonte specht een zeer lange tong en tenen met
haakvormig gekromde nagels. Hij verschilt van andere spechten door zijn geheel rode
kruin en zijn veel minder forse snavel, die ongeschikt is om te roffelen of holen in bomen
te hakken. Hij leeft in eikenbossen en wordt ernstig bedreigd door de houtwinning.

Nachtegaal

De Nachtegaal is een solitair levende vogel die veel tijd op de grond en in struikgewas
doorbrengt, op zoek naar insecten, regenwormen en bessen. Hij is overdag actief,
zoals alle zangvogels, maar het mannetje laat ook ‘s nachts zijn mooie zang horen.
Het vrouwtje nestelt op de grond en broedt daar elk voorjaar 4 of 5 eieren uit.

Noorse boszanger

De Noordse boszanger broedt niet veel verder noordwaarts In Europa dan andere loofzangers, maar is in ons werelddeel wel meer tot het hoge noorden beperkt,
zoals ook tot uitdrukking komt in de Engelse naam ‘Arctic Warbler’. Hij lijkt veel op de Grauwe fitis, die iets zuidelijker broedt. In West-Europa is hij een zeldzame dwaalgast.

Oehoe

De Oehoe heeft zwaar geleden onder onzinnig bijgeloof, dat mensen aandreef tot een
meedogenloze jacht op deze vogel, tot hij bijna was uitgestorven. Thans neemt het
aantal broedparen weer toe, vooral door het uitzetten van dieren in de Ardennen en
Duitsland. Het soms al in februari broedende vrouwtje wordt door het mannetje van
voedsel voorzien.

Orpheusspotvogel

De Orpheusspotvogel lijkt veel op de Spotvogel en neemt diens plaats in Zuidwest- Europa in. Dit sierlijke, dunsnavelige zangvogeltje kan goed geluiden nabootsen,
vandaar zijn naam ‘polyglotta’. Met zijn vuilgele veren is hij in de struiken lastig te zien, maar hij verraadt zich door zijn gebabbel. Hij broedt in Europa, maar overwintert in Afrika.

Palla's boszanger

 Pallas’ boszanger stamt uit Azië, maar wordt steeds vaker in West-Europa gezien, vooral
‘s winters. De aantallen zijn zo toegenomen dat nauwelijks nog van een dwaalgast kan
worden gesproken, maar eerder van een schaarse wintergast. Het piepkleine bosvogeltje doet door zijn gele en zwarte kruinstrepen aan een goudhaantje denken.

Rood- en Zwartkeellijster

De Roodkeellijster is net als de Zwartkeellijster een ondersoort van dezelfde, Aziatische
soort. De mannetjes van de eerste ondersoort hebben in het zomerkleed een steenrode
keel en borst; bij die van de tweede zijn die lichaamsdelen zwart. In het winterhalfjaar
worden af en toe verdwaalde exemplaren van beide vormen in West-Europa gezien.

Roodoogvireo

De Roodoogvireo is gemakkelijk te herkennen aan zijn grijze kruin en rode oog, beide ingevat in witte en zwarte strepen. Het is een vrij kloeke zangvogel met groenachtige bovendelen. Hij hoort thuis in Amerika, waar hij heel algemeen is. Maar omdat tijdens de herfsttrek wel eens exemplaren verdwalen, wordt de vogel soms ook in West-Europa gezien.

 Schreeuwarend

Vroeger werden de Schreeuwarend en de Bastaardarend als vormen van dezelfde soort opgevat. Dat maakt het lastig oude waarnemingsgegevens correct te interpreteren. Ook nu worden de soorten nog vaak verward. Beide zijn bruin en broeden in Oost-Europa. Maar wie goed kijkt naar het verenkleed kan de vogels van elkaar onderscheiden.

Siberische lijster

In vergelijking met onze inheemse, meer algemene Turdidae is de Siberische lijster een bijzondere vogel. Dat geldt althans voor de mannetjes, met hun grote, witte wenk- brauwstreep, die sterk afsteekt bij het donkere verenpak. De gespikkelde bruine vrouwtjes
zijn eerder als lijsters herkenbaar. De soort is in West-Europa een zeldzame dwaalgast.

Sperwer

De Sperwer is wijdverspreid in Europa, Noord-Afrika en Azië. Ook in ons land komt hij op plaatsen met een afwisseling van bos en open terrein op grote schaal voor. Deze geduchte roofvogel maakt vooral jacht op vogels en beschikt daartoe over bijzondere vliegcapaciteiten: hij is snel en kan bovendien handig manoeuvreren tussen geboomte.

 

 Sperwuil

Deze middelgrote, langstaartige uil behoort tot de Siberisch-Canadese avifauna, met
voorkeursbiotopen in de boreale taigabossen in Noord-Amerika en Eurazië. West- Europa bezoekt hij zelden en bijna altijd invasiegewijs in barre winters waarin tevens
sprake is van schaarste aan prooien en overbevolking in de uilenpopulatie.

Spotvogel


De Spotvogel keert in mei altijd als laatste trekvogel terug uit de winterverblijven:
hij kondigt feitelijk het eind van de lente aan. Hij broedt in allerlei bosjes en jonge
aanplant, zelfs in erfbeplanting rond boerderijen in boomloze polders. Wie zijn zang
met de vele karakteristieke imitaties herkent, kan hem vrij gemakkelijk vinden.

.

Staartmees

 Dit sierlijke, levendige zangvogeltje heeft in verhouding tot het lichaam een uitzonderlijk
lange staart. In dat kenmerk wijkt hij duidelijk af van de overige, ‘echte’ mezen, die in
een andere familie zijn ondergebracht. Er zijn vormen mét en zonder zwarte kopstrepen,
maar noordelijk in Midden-Europa, ook bij ons, komen tussenvormen voor.

Taiga boomkruiper

De Taigaboomkruiper lijkt als twee druppels water op de Gewone Boomkruiper. Hij is dan ook alleen met zekerheid aan zijn zang te herkennen. Het is een echte bosvogel,die zich niet graag in open terrein begeeft. Behalve op de boreale taiga broedt hij ook vrij algemeen in de Midden- en Zuid-Europese gebergten, inclusief Hoog-België.

Vlaamse gaai

Deze mooie vogel leeft solitair, behalve in de broedtijd. We/ vormt hij af en toe tijdelijke groepjes.
Mannetjes en vrouwtjes zijn uiterlijk hetzelfde. Onze gaaien zijn standvogels, maar Noord-
Europese populaties trekken ‘s winters naar het zuiden. Gaaien zijn alleseters; ze lusten graag eikels,
waarvan ze ook wintervoorraden aanleggen.

Vuurgoudhaantje

Het Vuurgoudhaantje is net zo’n nietig balletje veren als het algemenere Goudhaantje.
De twee zijn de kleinste vogels van Europa. Zonder zijn goudgele, zwartomrande kruin
zou het Vuurgoudhaantje nauwelijks opvallen in de bossen die in Midden-, West- en Zuid-
Europa zijn leefgebied vormen. De meer noordelijke populaties trekken, de zuidelijke zijn
standvogel.

Wespendief

De Wespendief lijkt veel op een Buizerd, maar heeft heel andere leefgewoonten. Zo
eet hij voornamelijk vliesvleugelige insecten en hun jongen, waartoe hij de nesten
plundert. Hij gedraagt zich onopvallend, zowel op de broedplaatsen als in zijn Afrikaanse
winterkwartieren. Tijdens de trek, waarvoor Wespendieven vaak grote groepen vormen, is
hij beter waarneembaar.

Wielewaal

Ondanks zijn opvallende, felgeel-met-zwarte verenkleed krijg je de Wielewaal nog niet
zo gemakkelijk te zien, want hij houdt zich vaak schuil in het loof van de boom-
kruinen. Hij komt elk jaar uit tropisch Afrika naar Europa, alleen om er te broeden. Het
vrouwtje construeert daartoe een bezienswaardig, hangmatvormig nest, hoog in een boom.

Winterkoning

Tjdens een wandeling in een boomrijk park hoor je dikwijls de luide trillers van de
Winterkoning. Het is een klein, springerig bundeltje veren met een kenmerkend
opgewipt staartje eraan; je krijgt hem dikwijls maar even te zien, meestal dicht bij de
grond, voor hij wegschiet in dichte struiken. Bij ons is hij algemeen in bossen en tuinen.

Witbandkruisbek

De vier kruisbeksoorten zijn overgeleverd aan de grillen van de zaadproductie bij naald-
bomen in de taiga. In slechte jaren zien hele populaties van deze vinkachtigen zich
gedwongen naar elders uit te wijken. Ook felle kou kan dergelijke trekbewegingen teweeg-
brengen. In zulke gevallen wordt de Witbandkruisbek ook wel eens in West-Europa gezien.

Withalsvliegenvanger

De Withalsvliegenvanger is een sierlijk zangvogeltje, dat door habitatvernietiging met
uitsterving wordt bedreigd. Het is bovendien een trekvogel, die alleen naar Europa komt
om er te broeden. Daarbij vertoont hij een voorkeur voor Oost- en Midden-Europa; hij komt
niet verder dan Noord-Frankrijk. Hij vertoont veel gelijkenis met de Bonte vliegenvanger.

Witrugspecht

De Witrugspecht is de grootste van de Europese ‘bonte spechten’, zo genoemd vanwege
het zwart-witte verenkleed met meer of minder rode accenten. Hij is ook de zeld-
zaamste, want zijn voorliefde voor oude bossen met dood hout is onverenigbaar met de
gangbare, intensieve bosbouwmethoden. Daarom neemt hij bijna overal in Europa in
aantal af.

Witstuitbarmsijs

 Deze kleine vinkachtige uit hoog-arctische gebieden bezoekt ons land af en toe midden in de winter, maar in zo geringe aantallen dat hij toch een dwaalgast moet heten. Hij heeft streperig lichtgrijze bovendelen, een rode vlek op het voorhoofd en een kegelvormig snaveltje. Mannetjes hebben net als de Barmsijs een roze borst, maar in veel bleker tinten.

Zanglijster

 De sympathieke, wat potsierlijke Zanglijster, met zijn bolle, roomwitte borstje vol donkerbruine vlekjes, weet wel de aandacht te trekken door zijn ver dragende, melodieuze,
uitdrukkingsvolle zang. Toch is hij schuchter van aard; hij prefereert koele, vochtige plaatsen,
zoekt de veilige dekking van bosschages en heggen.

Zomertortel

 Alle Zomertortels brengen de winter in Afrika door, maar keren in het voorjaar naar ons werelddeel terug, om te broeden. Ze bouwen simpele, wat slordige nesten van twijgjes in hoge struiken. Ze eten vooral zaden en bessen. Bij ons zijn ze nog algemeen; elders in West-Europa gaat de soort achteruit, vooral omdat er veel op gejaagd wordt.

Zwarte mees

 De Zwarte mees onderscheidt zich van andere mezen door de witte nekvlek achter de
zwarte kruin. Hij is de kleinste van al onze mezen. Hij laat zich niet gauw door de kou
verdrijven uit de naaldbossen waarin hij leeft, althans niet op onze gematigde breedten.
Hij is weinig schuw en bezoekt geregeld tuinen om voedsel te halen en soms zelfs om te
broeden.

Zwarte specht

De Zwarte specht heeft sterke poten, waarmee hij zich moeiteloos tegen boomstammen ophijst. Manhaftig hakt hij in op de schors van bomen en haalt er de insecten uit, zoals
mieren en keverlarven; maar hij eet ook wel zaden. Het mannetje en het vrouwtje maken samen een veilige nestholte in een boom, waarin ze 4 tot 6 jongen grootbrengen.

Zwarte wouw

 De Zwarte wouw heeft van alle dagroofvogels het grootste verspreidingsgebied. Mensen hebben hem eeuwenlang vervolgd, zelfs tot in de jaren 1950. Maar nu zijn althans de Europese populaties van deze vogel beschermd. Zwarte wouwen houden zich graag bij rivieren op, waar ze azen op dode vissen die aan het oppervlak drijven.

Zwartkop

 Zwartkoppen broeden van april tot juli, op boomrijke plaatsen in vrijwel alle delen van
ons land. Dan brengen de mannetjes hun melodieuze zang ten gehore. In de herfst
trekken de meeste weg naar zuidelijker oorden, maar in de Hollands-Zeeuwse en Vlaamse
kuststreek blijven altijd wel enkele Zwartkoppen achter.

Zwartkopgors

De Zwartkopgors is een zaadetende zangvogel die zich bij voorkeur in gesloten,
bosachtige landschappen ophoudt. De mannetjes zijn in het zomerkleed gemakkelijk te herkennen aan hun zwarte kop en gele onderdelen. De soort broedt in Zuidoost-Europa en Zuidwest-Azië overwintert in India en komt in West-Europa alleen als dwaalgast voor.

error: Inhoud is beschermd