Deze mooie vogel leeft solitair, behalve in de broedtijd. We/ vormt hij af en toe tijdelijke groepjes. Mannetjes en vrouwtjes zijn uiterlijk hetzelfde. Onze gaaien zijn standvogels, maar Noord-Europese populaties trekken 's winters naar het zuiden. Gaaien zijn alleseters; ze lusten graag eikels, waarvan ze ook wintervoorraden aanleggen.
Een uniform met een blauwe sjerp
De Vlaamse gaai is op slag te herkennen aan zijn zwarte ‘snor’ en het blauwe vleugelveld, sterk afstekend tegen het rossig-bruine lijfje. Maar hij is schuw; hij leeft in afzondering en gaat weinig op reis. Altijd zit hij op de uitkijk en wanneer een indringer nadert, slaat hij alarm in het bos met schelle kreten.
Goede imitator
Behalve die alarmroep laat de Vlaamse gaai in het vroege voorjaar nog allerlei andere klanken aan de wandelaar horen, deels geïnspireerd op geluiden uit het bos. Vlaamse gaaien zijn ware meesters in de stemnabootsing. Behalve zang en roep van andere vogels imiteren ze zelfs kattengejank en gehinnik van paarden! In de lente, zo rond april, is de Vlaamse gaai wat minder heimelijk. Dan is het tijd voor de voortplanting en begint ook deze wat eenkennige vogel met soortgenoten te communiceren. Zijn roep klinkt in het voorjaar opeens welluidender en blijkt nu ook partners te kunnen aantrekken. De dus gevormde broedparen worden echter uiterst zwijgzaam wanneer het broeden begint. Je hoort dan hooguit nog wat goedkeurend gemompel van ze.
Oogst en opslag van eikels
De Vlaamse gaai eet graag eikels, die hij ijverig uitzoekt op grond van rijpingsgraad, formaat en kwaliteit: ze ogen bijvoorbeeld niet wormstekig zijn. Onder de snavel heeft hij een huidplooi waarin hij zulke zaden kan opbergen. Op die manier kan een gaai wel drie of vier eikels tegelijk overvliegen naar een opslagplaats. Zo is hij de hele herfst druk met het aanleggen van voorraden, goed verborgen onder boomwortels, moskussens en bladstrooisel, of ook wel in holle boomstronken – altijd op zorgvuldig gemarkeerde plaatsen. Soms legt hij zelfs steentjes bij zoln provisiekast, als baken. Maar als de herkenningstekens onverhoopt worden weggenomen of verplaatst, kan het dier zijn zadenvoorraadje dikwijls niet meer terugvinden.
Niet kieskeurig
In het voorjaar en de zomermaanden eten de gaaien niet alleen de zelf begraven eikels, die dan al aan het kiemen zijn, maar ook andere zaden en vruchten. Verder lusten ze ook nsecten en regenwormen, en af en toe plunderen ze nesten van andere vogels en peuzelen daaruit de eieren en pas uitgekomen jongen op
Verenkleed
In het veld zijn mannetjes en vrouwtjes lastig uit elkaar te houden, want hun verenkleed is identiek Alleen in de zwart-witte streping op de kruin ziet men enig verschil; volwassen gaaien hebben wel een dozijn van die strepen, jonge dieren maar enkele. Bovendien is het verenkleed van de jongen, dat overigens pas na een week of drie compleet is, over het geheel minder kleurig dan dat van hun ouders.
Verwante soorten
Gaaien zijn kraaiachtigen, dus zangvogels; de naaste verwanten zijn de Ekster en de Notenkraker. Evenals die soorten hebben gaaien een trage, nogal onhandige vlucht, bepaald anders dan de kraaien. De Ekster wordt groter (45 cm) en gaat mensen minder uit de weg (al blijft hij op veilige afstand). Hij heeft een zwarte kop, rug en borst, maar een witte buik en een witte, ovale schoudervlek; de staart is zwart met paarse en groene weerschijn, en opvallend lang. De Notenkraker is even groot als een gaai; hij heeft een donkerbruine kruin, een bruine romp met witte stippelrijen, alsmede witte onderstaart-dekveren.
Ecologie en bedreigingen voor de soort
Thuis in het bos, maar soms op pad in de stad
De Vlaamse gaai is een schuwe bosvogel, maar hij bezoekt ook wel stadsparken of tuinen en laat zich dan beter bekijken. Temidden van de gewone tuinvogels valt hij dan zo op dat je hem niet gauw over het hoofd ziet. In de stad is hij minder wantrouwig en daar zie je hem af en toe op de grond onder bomen rondscharrelen en wat eten. Vlaamse gaaien houden niet van open terreinen. Ze zoeken altijd bomen op, in bossen, struwelen of ook wel stadsparken; daar zijn ze veilig voor indringers.
Een mooie vogel, ook voor de stad
De Vlaamse gaai is een bosvogel, maar hij waagt zich af en toe ook in parken en tuinen, de ‘groene ruimte’ van onze steden.Nu en dan vergrijpt de Vlaamse gaai zich aan eieren en jongen van kleinere zangvogels, zoals mussen. Dat is natuurlijk niet zo mooi, maar menselijke waarnemers kunnen zijn aanwezigheid in de stad toch wel op prijs stellen. Gaaien nemen graag een ‘bad’ in een mierenhoop. De mieren zoeken tussen de veren naar parasieten en doden ze.
Voederen, beschermen
In de wintermaanden bezoekt de Vlaamse gaai dikwijls tuinen, voor wat aanvulling op zijn menu. Hij is vooral dol op pinda’s en meelwormen, maar lust ook kliekjes groente, granen en muesli, noten en bessen.
Goed voor eiken
Omdat Vlaamse gaaien de gewoonte hebben eikels en andere zaden te begraven, om voorraad te hebben, helpen ze bij het tot uitzaai brengen van eiken- en beukenbossen. Door eikels te planten leveren ze een grote bijdrage aan de vermeerdering van eiken (vooral de Zomereik). Men schat dat elke gaai jaarlijks meer dan duizend eikels verspreidt! Een deel ervan eet hij op, maar hij vergeet er ook veel en daaruit zullen er altijd wel enkele tot bomen opgroeien.
Slechte reputatie
De Vlaamse gaai is geen bedreigde diersoort. Gaaien doen zelf aan regulatie van hun aantallen doordat elk broedpaar een territorium verdedigt tegen soortgenoten. De sterk opgekomen maïsteelt voorziet gaaien van een niet te onderschatten voedselbron.Soms richten de vogels enige schade aan op akkers. Daarom mogen ze in Nederland buiten de broedtijd bejaagd worden. Zelfs staat de Vlaamse gaai in sommige landen op de lijst van ‘schadelijk’ wild, maar de schade blijft beperkt en is zo plaatselijk van karakter dat bestrijding van deze vogels misplaatst is.
Status van de soort
De Vlaamse gaai is in België en Zwitserand wettelijk beschermd, maar in Frankrijk niet. Toch nemen ook daar de aantallen toe, dankzij herbebossing. Zijn slechte naam als eierrover is hij intussen een beetje kwijt. Dankzij zijn territoriumgedrag worden de populaties ook niet gauw veel te dicht.