De Grijskopspecht lijkt vrij veel op de Groene specht, zowel uiterlijk als door zijn gedrag en voedingswijze. Het is een bosdier, net als alle spechten. Hij is zeer trouw aan zijn broedterritorium, al zwerft hij 's winters wel eens wat rond. De soort is niet echt bedreigd, maar gaat wel in aantal achteruit.
Dol op dode bomen
De Grijskopspecht is vrij slank en lang. Toch heeft hij korte, brede vleugels en een korte, opvallend toegespitste staart. Het verenkleed maakt een vrij groene indruk, waardoor hij zich gemakkelijk onzichtbaar kan maken in de begroeiing.
Tinten van groen, grijs en bruin
De Grijskopspecht heeft olijfgroene bo vendelen, een grijze buik en een felgele stuit. Vanaf de ondersnavel loopt een dunne zwarte band naar de zijhals. Een soortgelijke streep is tussen het oog en de bovensnavel te zien. De slagpennen van de vleugels zijn grijsbruin met diverse witte dwarsbandjes. De poten zijn grijs en aan de lange tenen zitten gekromde klauwnagels. Het mannetje onderscheidt zich van het vrouwtje door een kleine, weinig opvallende rode voor hoofdsvlek. De jongen zijn iets bruiner.
Nest in boomstam
De Grijskopspecht is een monogaam dier. Voor zijn nest zoekt hij de stam van een dode of zieke boom, met vermolmd hout waarin hij gemakkelijk een nesthol kan hakken. Beuken hebben zijn voor keur, andere loofbomen zijn ook goed, maar naaldbomen wil hij niet. De specht hakt met de snavel een hol uit van ongeveer 9 bij 13 cm, met een 5 tot 6 cm wijde opening, die zich gemiddeld 5 m boven de grond bevindt. Grijskopspechten gebruiken zo’n hol maar een enkel seizoen.
Het volgende jaar hakken ze ergens anders een nieuw nesthol. Mannetjes en vrouwtjes blijven elkaar niet lang trouw; elk jaar vormen zich nieuwe broedparen. De Grijskopspecht zoekt zijn voedsel in hoofdzaak op bomen, maar vangt ook wel eens mieren op de grond .
Soms twee legsels
In die nestkamer legt het vrouwtje tussen april en eind juni zeven tot negen witte eieren, die bij toerbeurt door beide ouders worden bebroed Ze komen na 14 tot 15 dagen uit. Ook van zo’n groot broedsel overleeft meestal niet meer dan een handvol jongen. Loopt het geheel op een mislukking uit, dan produceert het vrouwtje vaak nog een tweede, vervangende legsel. Na 24 tot 28 dagen worden de jongen vliegvi ug, maar ze blijven dan eerst nog een tijdje bij hun ouders, voor ze zelf standig gaan leven, in dat opzicht
verschillen ze van de jongen van de Groene specht. Na een jaar worden ze geslachtsrijp. Hun levensverwachting bedraagt gemiddeld zeven jaar.
Voedsel
De Grijskopspecht eet in hoofdzaak mieren, zowel mierenlarven als volwassen mieren. Af en toe vangt hij ook wel andere insecten, zoals krekels of vliegen, maar deze vogel heet met recht ‘myrmecofaag’ (miereneter), al is het niet in die mate als de Groene specht. Hij vangt zijn prooien met zijn lange, priemvormige, kleverige tong, die aan de top ook is voorzien van weerhaakjes. Met dat gevoelige instrument doorzoekt hij schorsspleten en trekt er de insecten uit.
Verwante soorten
Het verenkleed van de Grijskopspecht lijkt op dat van de Grote bonte specht (Dendro copos major), de Middelste bonte specht (Dendrocopos medius), de Witrugspecht (Dendrocopos leucotos) en de Kleine bonte specht (Dendrocopos minor). Ook al behoren die tot een ander geslacht, toch hebben ook zij veel zwart en wit, en net zo’n opvallende rode kruinvlek als bijvoorbeeld de Zwarte specht (Dryocopus martius). De Grote en Kleine bonte specht zijn bij ons het meest algemeen.
Ecologie en bedreigingen voor de soort
Gebonden aan oude loofbossen
De Grijskopspecht leeft in loofbossen. Hij gaat nu in aantal achteruit doordat veel loofbos wordt omgezet in naaldbos. Zijn areaal reikt van Europa tot Oost-Azië, maar hij mijdt het hoge noorden, en in Europa ook het warme zuiden. Het is een strikte standvogel, dus in principe is hij het hele jaar door in de broedgebieden te zien .
Loofbossen
De Grijskopspecht leeft in bossen die overwegend uit loofbomen bestaan. Hij heeft een duidelijke voorkeur voor beukenbossen, maar hij komt ook in elzen en essenbossen voor. Daar moeten dan wel boomstronken of dode bomen staan of liggen, want daarin maakt hij bij voorkeur zijn nest. In zuivere naaldbossen komt hij niet voor. Verder stelt hij het op prijs als er open plekken zoals kapvlakten in het bos zijn, want daar vindt hij rijkelijk voedsel. De Grijskopspecht is een standvogel. Alleen ‘s winters zwerft hij in een wat ruimere omgeving rond.
De Grijskopspecht is ook te vinden in populierenbossen langs beken en rivieren. In het algemeen houdt hij van koelte en vocht; in Midden-Europa zoekt hij vooral de gebergten op.
Waar zie je ze?
De Grijskopspecht leeft meer verborgen dan de Groene specht, maar is door zijn geroffel op hout wel te vinden, in de broedtijd ook door de zang. Zoek in zo’n geval aandachtig de bomen af en ontdek hem hoog tegen de stam in een kenmerkende houding.
Euraziatische soort
De Grijskopspecht heeft een omvangrijk verspreidingsgebied dat van West-Europa tot in Japan reikt. In feite beslaat het een brede strook dwars door Europa en Azië, precies in de koele, gematigde zone. Hij komt bijvoorbeeld wel in Zuid-Scandinavië en in het koelere heuvel- en bergland van Midden-Europa voor, maar niet in Spanje, Italië en Griekenland. Hij ontbreekt ook op de Britse eilanden en in het laagland van Vlaanderen tot Denemarken. In Azië is de soort te vinden in de Siberische woudgordel, de Himalaya en de gebergten van Indië, in China, in Vietnam en elders in Zuidoost-Azië en in Japan op Hokkaido.
Strikte standvogel
Deze spechtensoort is het hele jaar door in Europa te vinden, ook in kleine aantallen in Oost-België (Hoge Venen) en Frans Lotha ringen. Het areaal loopt vandaar als een brede band dwars door Frankrijk naar het westen, tot in Bretagne, maar de grootste aantallen bewonen toch het oosten en midden van het land. Via de Duitse middel gebergten nadert het areaal de grenzen van België en Nederland, maar hier hebben zich nog geen zekere broedgevallen voorgedaan. Grijskopspechten zijn in de voortplantingstijd heel honkvast, maar in de winter zwerven ze soms wat rond, waardoor ze in die periode ook wel eens buiten de broedgebieden te vinden zijn.
Bedreigingen
Door de voortgaande omzetting van loofbossen in naaldbossen, die voor de bosbouw winstgevender zijn, gaat de Grijskopspecht nu sterk in aantal achteruit. Ook het grondige opruimwerk waarbij de dode stammen uit de bossen worden weggehaald, is een oorzaak van de achteruitgang.
Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit. Ut elit tellus, luctus nec ullamcorper mattis, pulvinar dapibus leo.