Tjdens een wandeling in een boomrijk park hoor je dikwijls de luide trillers van de Winterkoning. Het is een klein, springerig bundeltje veren met een kenmerkend opgewipt staartje eraan; je krijgt hem dikwijls maar even te zien, meestal dicht bij de grond, voor hij wegschiet in dichte struiken. Bij ons is hij algemeen in bossen en tuinen.
Een piepklein, zelfverzeker vogeltje
De Winterkoning is een dwergje,nog kleiner dan een Pimpelmees. Dit kleine, bolle, donker gekleurde zangvogeltje houdt zich ook graag op donkere plaatsen DP, bijvoorbeeld in holen en dicht struikgewas. Het bruin van zijn veren is verlucht met een witte wenkbrauwstreep, en plaatselijk zie je een zweempje rood en wat zwarte bandjes. Zijn kleine korte staartzet hij bijna vooddurend steil overeind. Wanneer de jongen het nest verlaten, lijken ze uiterlijk al veel op hun ouders.
Klein maar dapper
Dit zangvogeltje laat graag zijn stem horen, maar is tevens nogal schuw; voor je hem met de ogen hebt gevonden houdt zijn liedje alweer op. Met een paar haastige wiekslagen is hij verdwenen, nadat hij de buurt heeft gewaarschuwd dat hij er is. Soms zie je hem nog net wegscheren, laag over het gras, als een klein, donker vlekje. ‘s Winters zoekt hij parken en tuinen op, waar hij zich beter laat bekijken wanneer hij in een kale rozenstruik of op een boomstronk zit. Maar tijdens een boswandeling krijg je hem amper te zien, hooguit als vaag silhouetje dat wegschiet tussen de struiken. Winterkoning-mannetjes verdedigen hun territorium met jaloerse ijver. Rustverstoorders bekijken ze wantrouwig vanaf een hoge tak en proberen ze te verjagen met schelle alarmkreten,veel luider dan je van zo’n ukkie verwacht. Dat vijandige optreden tegen indringers doet denken aan de Roodborst, vriend van de tuinman.
Wispelturige partner
In maart wordt het mannetje onrustig en begint hij met vertienvoudigde energie een hele serie nesten te bouwen. Zo kan hij meer vrouwtjes aantrekken en vergroot hij dus zijn voortplantingskansen, waarover hij och al weinig te klagen heeft omdat elk vrouwtje twee legsels per jaar kan grootbrengen. Heeft een vrouwtje een nest geaccepteerd, dan trekt het mannetje er dadelijk op uit om nieuwe partners te veroveren. Het vrouwtje legt haar eitjes in het nest en zit er dan twee weken op te broeden. Het kindertal is groot voor zo’n klein vogeltje, en beide ouders moeten hard werken om de kleintjes in leven te houden. Twee tot drie weken na het uitkomen zijn de jongen vliegvlug. Daarna past het mannetje nog enkele dagen op ze, maar dan vertrekken ze voorgoed.
Nestbouw
Omdat het mannetje zo veel nesten bouwt, blijven er altijd een paar ongebruikt. De nesten worden op korte afstand van elkaar aangelegd, tamelijk hoog achter klimop of in gaten van muren, of ook wel in een bossig uitgegroeide heg. Daar brengt het mannetje dan lichte materialen bijeen, zoals plukjes mos, blaadjes en allerlei sprietjes. Het nest wordt bolvormig, met een kleine opening aan de zijkant. Het vrouwtje zorgt voor de afwerking, doordat ze het van binnen met dons bekleedt. In zo’n zachtgevoerd, kogelrond kluisje zijn de eieren en de jongen goed beschermd tegen nestrovers. In de broedtijd, vanaf de nestbouwfase tot het moment dat de jongen uitvliegen, is het mannetje druk in de weer.
Verwante soorten
De Winterkoning is de enige Europese vertegenwoordiger van de familie Troglodytidae, maar lijkt in veel opzichten op andere insectenetende zangvogels. Het Goudhaantje (Regulus regulus) is ook zo’n dwergje, maar heeft een kenmerkende oranje of gele kruin. De wat grotere Tuinfluiter (Sylvia borin) en Roodborst (Erithacus rubecula) bewonen dezelfde leefomgeving als de Winterkoning bossen, parken, tuinen).
Ecologie en bedreigingen voor de soort
Een standvogel die slecht tegen de kou kan
Winterkoninkjes zijn overwegend standvogels; alleen de meest noordelijke populaties trekken ‘s winters weg naar het zuiden, maar ook dikwijls niet verder dan West- of Midden-Europa. Tegen onze gewone, zachte winters zijn ze wel bestand, maar als het een keer langdurig hard vriest en veel sneeuwt, lijdt de populatie toch forse verliezen.
Slaaf van de Koekoek
Van de nesten die het mannetje bouwt, blijven er vaak enkele leeg of onvoltooid; die worden een jaar later soms opnieuw gebruikt, ook wel door andere vogels. De minst welkome gast is de Koekoek, die als broedparasiet vaak nesten van Winterkoninkjes misbruikt, omdat zijn ongen daar de beste verzorging krijgen. De Koekoek legt steeds één ei in zo’n nestje; even later ziet het broedpaar zich dan veroordeeld tot de opvoeding van een Koekoeksjong. Naarmate dat wordt volgepropt met voedsel groeit het snel op, tot het bijna tienmaal zoveel weegt als zijn pleegouders en het nest wel moet verlaten; maar zelfs daarna bedelt het nog een tijdje om voedsel. Winterkoningen zijn schuw, maar als ze hun territorium moeten verdedigen laten ze zich vaak wel even zien.
Voederen, beschermen
Winterkoninkjes willen nog wel eens nestelen in een mezenkastje, maar voedertafels laten ze links liggen. Je doet ze ‘s winters wel plezier door water en broodkruimels op de grond aan te bieden, en altijd zijn ze blij met stapels hout en veel struikgewas in de tuin.
Handig jagertje
Winterkoninkjes eten een heleboel kleine ongewervelden; ze zijn vooral dol op spinnen, rupsjes, vliegen en muggen (ook steekmuggen). Ze zoeken hun voedsel op donkere, vochtige plekjes, vaak op de grond onder struikgewas. Ze zitten dat kleine gedierte heel handig achterna, geholpen door hun dunne snaveltje en hun stevige pootjes met lange nagels. Met die pootjes kunnen ze ook in allerlei standen over takjes klauteren.
Erg kwetsbaar in koude winters
De Winterkoningen uit de meer zachtgematigde delen van Europa, zoals ons land, trekken ‘s winters niet weg naar warmere oorden. Wel zijn ze in de koude maanden gedwongen hun voedselkeuze te wijzigen; ze eten dan veel besjes en zaden. Omdat ze hun voedsel vooral op de grond zoeken, krijgen ze het in sneeuwrijke winters met langdurige vorst vaak erg moeilijk. In strenge winters met voedseltekorten komt vaak een groot deel van de Winterkoningen om, en het kan daarna jaren duren voor de aantallen weer op het normale peil zijn. In vorstperioden brengen Winterkoningen vaak in groepjes de nacht door; op andere tijden leven ze doorgaans solitair.
Status van de soort
De soort is niet direct bedreigd; de aantallen nemen recent in heel Europa zelfs iets toe. Toch is het goed dat hij nu ook op Europees niveau beschermd is; in sommige landen werd vroeger voor de lol op de dieren gejaagd.