De Baardgrasmus is een kleine zangvogel van droge, warme, met struweel begroeide berghellingen in Zuid-Europa. Zelfs daar is hij in lente en voorzomer maar kort aanwezig om te broeden. Bij ons is het een zeldzame dwaalgast. Wie de vogel wil zien, moet afreizen naar het warme zuiden; in Zuid-Frankrijk is hij vrij algemeen.
Een neuriënde grasmus
De Baardgrasmus broedt uitsluitend rondom de Middellandse Zee. Hij is daar niet bepaald zeldzaam, maar ook niet heel algemeen. Niet alleen is zijn biotoop (doornstruwelen) lastig begaan baar, maar ook is het vogeltje uiterst nerveus, wat waarneming in hoge mate bemoeilijkt.
Minder wijdverspreid dan vroeger
De Baardgrasmus broedt in het medi terrane klimaatgebied; de verspreidings grenzen liggen globaal binnen de juli isothermen van 23 en 30°C. Die temperaturen gelden voor de Provence, maar de Baardgrasmus komt ook in andere, mildere klimaatzones voor. Dat lijkt te wijzen op een voorheen uitgebreider alpien areaal dat tot in de 19de eeuw kan hebben bestaan.
Gevarieerde leefomgeving
Dat op berggebieden betrokken areaal heeft sommige onderzoekers er mogelijk toe gebracht de soort als ‘subalpien’ op te vatten. Maar in feite kun je Baardgras mussen overal tussen zeeniveau en de submontane zone vinden, tot 1400 m hoogte op de Canigou in de oostelijke
pyreneeën en zelfs tot 2000 m in de hoge Atlas in Marokko. Baardgrasmussen houden vooral van zonnige hellingen van heuvels met struikgewas, met name maquis van steeneiken en kermeseiken met een dichte ondergroei. De soort lijkt zo meer een ‘boombewoner’ dan andere
mediterrane Sy/via-soorten. Langs de Middellandse Zee wordt de vogel ook geregeld gezien in hakhoutbosjes van steeneiken, op kurkeikenplantages en zelfs in meer vochtbehoevende bossen van zachte eik. De grootste dichtheden bereikt hij in hoge garrigue-vegetaties (de vervanging stadia van het steeneikenbos na brand). In landbouwgebieden vertoont hij zich vrijwel nooit.
Heel herkenbaar als hij stilzit
Het mannetje is vrij gemakkelijk te herkennen aan het kleurpatroon, met name de bruinroze keel en borst. De zang levert nader bewijs voor de determinatie. Daarin is geen enkele knarsende of schorre toon te beluis teren, wat deze dieren hun naam cantillans bezorgde, wat ‘neuriënd’ betekent. Maar de vrouwtjes zijn makkelijk met die van diverse andere soorten te verwarren, temeer daar de vogeltjes geen ogenblik stilzitten.
Ze bewegen voortdurend tussen de takken in het geboomte waar ze naar voedsel zoeken.
Ondersoorten
De Baardgrasmussen komt in het hele Middellandse-Zeegebied voor. Alle broed populaties keren elk jaar trouw naar hun eigen broedplaatsen terug. Daardoor zijn drie of vier vormen met subtiele kleurverschillen ontstaan, waaraan de rang van onder soorten is gegeven. De typische ondersoort (S cantillans cantillans) komt van Portugal tot in Italië voor. In Noord-Afrika broedt
S c. inornata en in Zuidoost-Europa en Turkije vind je S c. a/bistriata. Onlangs is ook voor de populaties van Corsica een ondersoort opgesteld (S.c. moltonil).
Verwante soorten
De Baardgrasmus vormt samen met o.a. de Brilgrasmus (Sy/via conspicillata), de Kleine zwartkop (S me/anocepha/a) en de Proven çaalse grasmus (S undata) een groep van kleine, beweeglijke zangers uit maquis struwelen en mediterrane bossen met rijke ondergroei. Het gaat om kennelijk nauwver wante soorten waarvan de gezamenlijke voor ouder niet lang geleden in hetzelfde gebied zou hebben geleefd. Sommige eilandvormen heb ben zich tot endemische soorten ontwikkeld, zoals de Cyprusgrasmus (S melanothorax).
Ecologie en bedreigingen voor de soort
Kleine stipjes boven de woestijn
De Baardgrasmus is een klein vogeltje dat tot lange trektochten in staat blijkt: hij over wintert in de Sahelzone aan de zuidrand van de Sahara, van Mauritanië tot Egypte. De reis over de woestijn is de moeilijkste etappe van de trek. Daarop moet de vogel zich terdege voorbereiden door de aanleg van omvangrijke vetreserves .
Kieskeurig
De voedselkeuze van Baardgrasmussen bepaalt in feite hun hele trekgedrag. Ze eten uitsluitend insecten en hun larven, met name krekels en sprinkhanen, wandelende takken, wantsen, vlinder rupsen en kevers, die ze in de kruinen van steeneiken vangen. Daardoor wordt hun komen en gaan in Europa in hoge mate bepaald door het periodieke verschijnen van juist deze prooisoorten. Laat in het seizoen vullen ze hun menu aan met vruchtjes van struiken uit de maquis, en als ze kort voor vertrek bij de kust zijn aangekomen met zeekraal.Een Baardgrasmus zit zelden langer dan enkele seconden rustig op dezelfde tak.
Reis in etappes
Eind juli begin augustus begeven alle Europese Baardmussen zich van de hellingen waar ze gebroed hebben naar de mediterrane kust. Daar vullen ze hun vetreserves nog snel even aan, voordat ze bij stukjes en beetjes op weg gaan. De Spaanse en Franse populaties trekken door het oosten van Marokko, waar het hele jaar door veel Baardmussen voor komen. Omdat deze vogels nogal korte, brede vleugels hebben, lukt het ze niet de Sahara in één keer over te steken. Ze maken handig gebruik van oases om uit te rusten en schuilen overdag in rotsspleten om te ontsnappen aan de zinderende hitte.
Aantallen
In Frankrijk zijn in de laatste dertig jaren twee grote, landelijke tellingen gehouden, waaruit bleek dat de populatie ongeveer 100.000 broedparen telde. In de Provence is de soort dankzij de aanplant van steeneiken in aantal toegenomen.
Winterverblijven
Geschikt voedsel vinden de Baardmussen pas weer in de Sahelzone, langs de zuid rand van de Sahara. De populaties uit het oostelijke Middellandse-Zeegebied reizen daar in hoofdzaak via Libië en Egypte heen. Het voortbestaan van de populaties is sterk afhankelijk van het voedselaanbod in de overwinteringsgebieden, want daar moeten de dieren krachten opdoen voor de terug reis naar de broedgebieden. De droogte die in 1968 en 1969 in de Sahelzone optrad, heeft de populaties van de Baardgrasmus destijds letterlijk gedecimeerd. Daarna duurde het tientallen jaren voor ze zich hadden hersteld. In het voorjaar trekken de dieren op dezelfde manier terug; de eerste gaan al in februari op weg en komen medio maart in Zuid-Frankrijk aan.
Dwaalgasten
Tijdens de voorjaarstrek verdwalen Baardmussen geregeld in Noord-Europa. Engeland is koploper, met 143 waarne mingen sinds 1958 (waaronder eenmaal ondersoort S. c. albistriata). Ook in Duitsland, Oostenrijk, Polen, Nederland, België, Scandinavië en zelfs llsland is de soort waargenomen.