Cetti's zanger is een kleine, roestbruine zangvogel met een afgeronde staart. Hij leidt een verborgen leven in bosjes langs het water, waar het mannetje zijn aanwezigheid vaak verraadt door zijn explosieve, klankvolle zang. Het is een van oorsprong mediterrane standvogel, die bij ons in strenge winters vaak sterk wordt uitgedund.
Een struikzanger met een luide stem
Cetti’s zanger is een onopvallend vogeltje zonder sprekende kleuren. De rug en de afgeronde staart zijn donker roestbruin, de buik is grijswit.
Die staart telt maar 10 staartpennen, p.bij andere zangers (Sylviidae) zijn dat er meestal 12. Het gezicht is grijs, het kopje iets bol met een kort, puntig snaveltje. Het oog wordt geaccentueerd door een dunne, lichte wenkbrauwstreep
Schuw vogeltje
Ook in Zuid-Europa, waar Cetti’s zanger algemeen voorkomt, laat hij zich niet gemakkelijk zien. Hij is zeer schuwen vertoont zich zelden. Meestal zit hij vrij wel onzichtbaar door zijn schutkleuren in de dekking van struiken. In de begroeiing komt hij huppend en met geheven staart verrassend snel vooruit. Om naar een andere struik te komen, vliegt hij soms korte, rechte stukjes. Daarbij houdt hij de staart gespreid en slaat hij zeer snel met de wiekjes.
Klankvolle zang
Cetti’s zanger beschikt over een krachtig stemgeluid. Zijn zang is dikwijls het enige waaraan de aanwezigheid van dit zangvogeltje wordt opgemerkt. Hij laat bij herhaling een vrolijke, klankvolle frase horen: “tsing! tsjewie-tsjewie tsjewieoe”. De eerste noot breekt heel plotseling los en wordt gevolgd door een reeks heldere tonen. Dat explosieve liedje, dat hij vaak zingt wanneer een indringer nadert, eindigt even abrupt als het begon. Daarna verstrijkt er een poos voor de volgen de zanguitbarsting plaatsvindt. Cetfi’s zanger kent ook korte metaalachtige roepjes “tsjik” of “pietsj”, als van een Roodborst, en een langer “tsjiew” als van een Rietgors.
Laag-bij-de-gronds nest
Begin april neemt het vrouwtje de bouw van een nest ter hand, waarin ze allerlei plantendelen verwerkt van droge grasjes, stengeitjes en wortel tjes tot blaadjes. Zo ontstaat een kleine nestkom, die ze van binnen met wortelvezels en haren bekleedt. Het nest zit vlak bij de grond goed verborgen in de dichte begroeiing. Het vrouwtje legt er drie tot vijf steenrode eieren in die ze in ongeveer twee weken zelf uitbroedt. Ze voert haar jongen ook zelf gedurende ongeveer 15 dagen, tot ze uitvliegen. Vaak begint ze dan nog in datzelfde seizoen aan een tweede legsel.
Voedsel
Celti’s zanger leeft in hoofdzaak van insecten,rupsen en andere insectenlarven, maar eet ook geregeld wormen en kleine slakjes. Verder neemt hij af en toe hulstbessen of jeneverbessen, naast graankorrels en zelfs dennenzaden. die hij handig uit de kegels weet los te peuteren.
Verwante soorten
De Kleine karekiet (Acrocephalus scirpaceusl en de Rietzanger (Acrocephalus schoenobaenusl zijn nauwe verwanten van Cetn’s zanger, ook uit de familie Sylviidae. De eerste heeft effen lichtbruine bovendelen, een witte keel en een lichtbeige buik. Zijn staart en snavel zijn langer dan bij Cetti’s zanger. De Rietzanger is van onderen lichter en van boven meer rossig bruin en streperig. Zijn kruin is donker, soms met een vage roomkleurige middenstreep, en boven langs het oog loopt een brede, witte wenkbrauw streep. De Kleine karekiet en de Rietzanger leven doorgaans in rietkragen of rietlanden. Cetti’s zanger houdt zich het liefst op in heggen, bosjes en dicht struweel.
Ecologie en bedreigingen voor de soort
Een zanger die slecht tegen de kou kan
Cetti’s zanger is een kleine zangvogel met een onopvallend verenkleed die vrijwel uitsluitend in bosjes of struikgewas langs de waterkant leeft. Hij gedraagt zich als standvogel, maar hij is erg gevoelig voor kou. In strenge winters worden de populaties in ons deel van Europa dikwijls gedecimeerd.
Bosjes bij het water
Cetti’s zanger broedt in struikgewas vaak in heide- of graslandgebieden, maar ook veel langs plassen en stromende wateren, bijvoorbeeld in ooibossen. Buiten de broedtijd waagt hij zich vaker op droger terrein met heggen. In Zuid-Europa is het een algemene broedvogel, maar bij ons is hij erg zeldzaam. Rond 1980 leek hier een vaste populatie te ontstaan (150 broedparen in België, 60 in Nederland), maar nadien zijn nog maar weinig waarnemingen gedaan.
Cetti’s zanger leeft op vochtige plaatsen, vooral in broekbossen en ooibossen langs beken, rivieren, s}oten, plassen en meren.
Mediterrane soort
Cetti’s zanger is een van oorsprong mediterrane soort die zich geleidelijk naar het noorden heeft uitgebreid, in de jaren 1960 naar Noord-Frankrijk, kort daarna ook naar Engeland, België en Zuid Nederland. Doordat hij slecht tegen aanhoudende vorst en zware sneeuwval kan, is sprake van sterke fluctuaties langs de noordgrens van het areaal. Bij ons is de vestiging niet echt gelukt, maar in Zuid-Engeland en Noord-Frankrijk wist de soort zich wel te handhaven. Ook elders in Europa is expansie naar het noorden vastgesteld.
Genetische mutatie
Volgens alle boekjes is Cetti’s zanger een standvogel die zijn territorium niet in de steek laat, of het nu hard gaat vriezen of niet. Toch zijn de dieren erg gevoelig voor vorst en worden de populaties in erg strenge winters dikwijls gedecimeerd.
Bij een onderzoek dat ‘s winters aan populaties van Cetti’s zanger werd uitgevoerd, bleek dat in perioden van felle kou 2% van de individuen in zuide lijke richting wegtrok naar plaatsen waar de soort normaal niet voorkwam. In de volgende lente keerden de vogels terug naar hun gebied van herkomst. Blijft dat verschijnsel zich voordoen, dan hebben we misschien te maken met een genetische mutatie bij deze vogel, die er op den duur toe kan leiden dat hij van een standvogel in een (gedeeltelijke) trekvogel verandert.
Waar zie je ze?
Cetti’s zanger is gebonden aan struik gewas in de buurt van water. De soort komt vooral in Zuid-Europa voor, maar heeft zich sinds 1930 uitgebreid naar Noord-Frankrijk en Zaid-Engeland, Af en toe broedt hij ook in ons land.
Bedreigingen
Cetti’s zanger is binnen zijn natuurlijke areaal betrekkelijk weinig bedreigd en lijkt zich zelfs noordwaarts uit te brei den. Toch gaat ook een deel van de populaties achteruit. Daarbij kunnen strenge winters en vooral de droog legging van moerassen een rol spelen.