De Houtsnip heeft de kleuren van dood blad en is daardoor op de bosbodem lastig te onderscheiden. De kleine steltloper komt in alle open of halfopen bostypen voor die rijk aan kruidenondergroei zijn. Houtsnippen hebben bijzondere eigenschappen: een be- weegbare snaveltop, zeer scherpe oren, een gezichtsveld van 3600 en goede nachtogen!
Vermomd als hoopje dorre bladeren.
Houtsnippen zijn dol op regenwormen die ze altijd rijkelijk kunnen vinden in de vochtige bossen en graslanden waar ze zich doorgaans ophouden. In feite halen ze ongeveer 80% van hun totale energiebehoefte uit de consumptie van regenwormen; de resterende 20% krijgen ze binnen in de vorm van insectenlarven en volwassen insecten (oorwormen, mestkevers en duizendpoten), slakjes en pissebedden. Af en toe eten ze ook wel zaden en andere plantenkost.
Snavel met een ‘pseudogewricht’
Houtsnippen hebben geen krop (een zakvormige verwijding van de slokdarm, waarin veel vogels voedsel kunnen opslaan). Daardoor zijn ze verplicht heel vaak te eten. Daarom prikken ze bijna onophoudelijk met hun lange, dunne snavel in de bodem. Die snavel dient als gevoelige sonde: de vogel kan er zijn prooien mee opsporen aan de hand van de trillingen die de voedseldiertjes bij hun bewegingen veroorzaken. De snavel van de Houtsnip is op een bijzondere manier gebouwd. De bovenste snavelhelft is namelijk voorzien van een pseudogewricht’, waardoor de snaveltop iets kan worden opengedraaid, ook wanneer hij diep in de grond is gestoken! Dankzij deze constructie kan de Houtsnip ook prooien pakken die in de bodem rondkruipen, en vooral regenwormen.
Vreemde geluiden
Tijdens de baltsvlucht ‘boldert’ de Houtsnip; daarom wordt ook van ‘boldervlucht’ gesproken De vogel maakt dan eigenaardige piepgeluiden (“psssiep” of “tsiwiep”), afgewisseld met laagtonig geknor (“groe-groe-groe”). Deze stemuitingen, bedoeld om vrouwtjes aan te trekken, worden krachtig ten gehore gebracht; het geluid draagt wel 300 m ver. Zulke boldervluchten worden vooral bij zonsop- en zonsondergang uitgevoerd. Ook op andere momenten tijdens het baltsritueel slaken de mannetjes schorre keelklanken (“kworr-kworr- kworr”). Normaal houden de dieren contact met elkaar via zachtere roepjes, zoals “pwiest”, ‘pippiepip” en “twit”. Op de vlucht voor gevaar laat de Houtsnip schelle waarschuwingsroepjes horen: “tsja-tsja-tsja”, “pwie-pwie-pwie”, “tsje-tsje” of “ets-ets-ets’
Door zijn snavel in de grond te steken kan de Houtsnip de trillingen waarnemen die bewegende
prooidieren veroorzaken.
Â
Een kuiltje in het strooisel
De broedtijd begint voor de Houtsnip in maart en loopt door tot in augustus. Het vrouwtje maakt een nest op de grond in de vorm van een simpel kuiltje dat ze met dorre bladeren bekleedt. Ze legt er vier lichtbruine eieren met roestkleurige vlekjes in, die ze in ongeveer drie weken uitbroedt. De jongen zijn nestvlieders; ze verlaten het nest al een paar uur nadat ze uit het ei zijn gekomen.
Vliegwijze
Houtsnippen vliegen ongeveer zoals Watersnippen, alleen langzamer. Ze stijgen snel, lawaaiig en eigenaardig zigzaggend op, waarna ze vleermuisachtig fladderend met snelle wiekslagen doorvliegen.
zintuigorganen
Gehoor en gezichtsvermogen zijn bij de Houtsnip zeer goed ontwikkeld. De ooropeningen zitten onder en iets voor de ogen. Door die plaatsing is de vogel waarschijnlijk beter in staat de trillingen waar te nemen die prooidieren maken wanneer hij zijn snavel in de grond heeft gestoken. Zijn ogen zitten ver naar achteren in de kop en verschaffen het dier een gezichtsveld van bijna 360°
Verwante soorten
De Poelsnip (Gallinago media) en het Bokje (Lymnocwptes minimus) lijken veel op de Houtsnip. Beide hebben in plaats van dwarsbanden overlangse strepen op de bovenkop. De Poelsnip heeft brede witte staartranden; het Bokje heeft een kortere snavel en een bruinzwarte rug met brede roomwitte strepen.
Ecologie en bedreigingen voor de soort
Slachtoffer van intensieve jacht
Houtsnippen houden van een bosachtige omgeving; hun naam zegt het al. De soort komt wijdverspreid voor in de bossen van Europa en Azië, maar de aantallen lopen de laatste tijd sterk achteruit als gevolg van het verdwijnen van de habitat en de zware jachtdruk waaraan deze vogels zijn blootgesteld.
Vochtige, bosachtige streken
Houtsnippen zijn de enige steltlopers die in bossen leven. Maar ook voor hen moet het op de grond wel koel en vochtig zijn, willen ze het naar hun zin hebben. Andere criteria waaraan hun woonomgeving moet voldoen, zijn een rijk aanbod van voedsel (vooral regenwormen) en de aanwezigheid van een goed ontwikkelde kruid- en struiklaag, waarin ze ongezien en dus veilig kunnen rondscharrelen. In de herfst trekken Houtsnippen dagelijks heen en weer tussen het bos en naburige graslanden. In de broedtijd verblijven Houtsnippen uitsluitend in het bos, maar daarna verandert hun gedrag. In de herfst voeren ze eigenaardige, dagelijkse trekbewegingen uit naar open terrein. Jagers spreken dan ook van de ‘trek’ van de snip. In feite doen ze dat tweemaal per dag: bij zonsop- en zonsondergang. Overdag houden de dieren zich schuil in het onderhout, maar ‘s avonds begeven ze zich naar naburige graslanden. Daar foerageren ze de hele nacht, om pas bij het ochtendkrieken naar het bos terug te keren.
Beschermen
Al vele jaren lang vindt uitgebreid ingonderzoek aan Houtsnippen plaats.Daardoor bestaat een goed inzicht in de jaarlijkse sterfte en overleving, en kunnen passende maatregelen genomen worden om wankelende populaties te beschermen; bijvoorbeeld door het instellen van jachtquota.
Groot areaal
Het areaal van de Houtsnip omvat vrijwel heel Europa en grote delen van Azië. De Britse, Franse en Spaanse broedvogels gedragen zich merendeels als standvogel. Onze Houtsnippen trekken bij vorst weg naar het zuiden, maar misschien is het in dit geval beter om van zwerfgedrag te spreken. De Noord- en Oost-Europese populaties voeren wel echte trekbewegingen uit en vliegen via de Noord-zeelanden naar het zuiden, tot in Noord-Afrika. De Noord-Aziatische Houtsnippen trekken naar Zuid-Azië.
Populair jachtwild
Schattingen van de omvang van de Europese populatie lopen uiteen van 17 tot 38 miljoen exemplaren. Dat lijkt veel, maar de aantallen lopen overal sterk terug. De oorzaak wordt gezocht in het verdwijnen van vochtige bossen, waar deze steltloper niet buiten kan, maar ook in de intensivering van de landbouw. Ook de veel te intensieve jacht is mederverantwoordelijk voor de teruggang. In de jaren 1990 werd jaarlijks ruim een miljoen Houtsnippen afgeschoten!
Waar zie je ze?
Houtsnippen broeden vooral in lichte, open bostypen en struwelen op de hogere zandgronden (ook in de duinen). Buiten de broedtijd vind je ze ook bij bosjes en houtwallen in open, lager terrein, zelfs in boomgaarden en stadsparken.
Â
Leefgebied De Houtsnip
De Houtsnip broedt in heel Europa, noordelijk zelfs tot de poolcirkel, en ook in een brede zone door Azië. De meeste populaties trekken; belangrijke overwinteringsgebieden liggen in Zuidwest-Europa, Noord-Afrika en Zuidoost-Azië.
Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit. Ut elit tellus, luctus nec ullamcorper mattis, pulvinar dapibus leo.