Omdat hij zo klein is, zulke goede schutkleuren heeft en nooit stil blijft zitten, onttrekt de Bergfluiter zich gemakkelijk aan onze onbescheiden blikken. Maar hoe onopvallend hij zich ook gedraagt, hij verraadt zijn aanwezigheid vaak door zijn klagende roepjes. Af en toe laat hij zich even zien bij de jacht op vliegende insecten.
Een loofzanger met een eentonig liedje
Een Bergfluiter laat zich niet gemakkelijk zien, want het dier zit geen ogenblik stil en waagt zich zelden buiten de dekking van struiken of bomen. Maar soms lukt het een glimp van hem op te vangen wanneer hij rap en behendig vliegende insecten achter nazit of met zijn vangst terugkeert naar het nest.
Eentonige zang
Vaak merk je pas iets van zijn aanwezigheid door de weemoedige roepgeluiden die de Bergfluiter laat horen. Bij elke vorm van nagitatie roept het vogeltje dat ongedurig van tak op tak springt, een helder, tweelettergrepig “huwiet”. Voor de communicatie met soortgenoten dienen korte, zachte, ijl klinkende roepjes zoals “twiet” en “psit”. De zang van de Bergfluiter is kort en letterlijk eentonig, maar niet onwelluidend. Vanuit de top van een boom brengt de vogel een onregelmatig versneld, ‘stotterende’ reeks “sjie” – of “wie” -geluiden voort, die doen denken aan de zang van de Fluiter en de Cirlgors.
Bolvormig nest van droog gras en mos
Voor Bergfluiters begint de broedtijd in april of mei. De mannetjes strijken neer op een tak en gaan zingen, terwijl het vrouwtje in haar eentje een nest bouwt. Een ondiep kuiltje in de grond dient als fundament. Daarin vlecht het vrouwtje uit droog gras, stengeitjes, worteltjes, blaadjes en dennennaalden een bolvormig bouwsel. Ze stoffeert dat vanbinnen met plukjes mos en haren, maar nooit met veertjes zoals de verwante Fitis en Tjiftjaf wel doen. Na voltooiing wordt het nest verborgen onder een laag mos of dorre bladen. Meestal lukt dat zo goed dat alleen de ingang van het optrekje zichtbaar blijft. Daarna wijst alleen het gedrag van de vogels zelf nog op de aanwe zigheid van het nest, met name het af- en aanvliegen van de ouders met voedsel voor de jongen, nadat die uit het ei zijn gekropen.
Broedgewoonten
Tegen het eind van mei legt het vrouwtje vier tot zes witte, roodbruin gevlekte eieren die ze vervolgens in haar eentje uitbroedt, wat bijna twee weken duurt. Bij het uitkomen zijn de jongen nog naakt en blind. In de volgende tien dagen worden ze ook weer vooral door het vrouwtje gevoerd met insecten, al wordt ze daarbij wel ongeregeld door het mannetje geholpen. Daarna verlaten de jongen het nest en gaan ze op naburige takken zitten. De ouders gaan hierna nog minstens een week met de voedering door.
De vrouwtjes van de Bergfluiter produceren per seizoen gewoonlijk slechts één legsel. Als het broedsel verloren gaat, ondernemen ze vaak een tweede broedpoging en produ ceren ze binnen twee weken een nieuw legsel.
Voedsel
Bergfluiters hebben vooral insecten op hun menu, zowel de larven als de volwassen insecten. Ze vullen hun dieet aan met spinnen en in de herfst ook met bessen. Bergfluiters gedragen zich onopvallend. Ook bij het voedselzoeken verlaten ze zelden de dekking. Maar als ze op vliegende insecten jagen, moeten ze natuurlijk wel tevoorschijn komen. Dan laten ze zien dat ze ware luchtacrobaten zijn. Naast jagen in de vlucht peuteren ze ook insecten uit de schors van takken.
Verwante soorten
De Bergfluiter behoort tot het loofzangers geslacht Phylloscopus, net als de Fluiter (Phylloscopus sibilatrilJ en de Tjiftjaf (Phylloscopus collybita). De Fluiter heeft ook witte onderdelen, maar een groene rug en een lange, gele wenkbrauwstreep. De Tjiftjaf is meer bruinachtig en heeft een roomwitte buik en een dito wenkbrauwstreep. Terwijl de Fluiter vooral oude loofbossen opzoekt, durft de Tjiftjaf zich behalve in bossen ook wel in parken en tuinen te vestigen.
Ecologie en bedreigingen voor de soort
Een zonminnend loofzangertje
De Bergfluiter is een typisch Zuid-Europees zangvogeltje. Hij heeft een bijzondere voorkeur voor zonnige, beboste gebieden. Als de zomer ten einde loopt, vertrekt hij naar sub-Sahara Afrika om te overwinteren. Wel heeft hij de laatste jaren te lijden van de verdroging waaronder dat werelddeel gebukt gaat.
Liefhebber van zon en warmte
In Europa bewoont de Bergfluiter gevarieerde, maar altijd zonnige, bosrijke landschappen. Zijn leefomgeving omvat kapvlakten, struwelen, bosranden, loofbossen van bijvoorbeeld eiken of beuken, maar naaldbossen (vaak met dennen of lariksen). Bovendien is hij niet alleen in het laagland te vinden, maar ook tot 2000 m hoog in gebergten.
Rond de Middellande Zee
Men onderscheidt twee ondersoorten van de Bergfluiter. De typische ondersoort of nominaatvorm (Phylloscopus bonelli bonelil) broedt in Zuidwest-Europa (van Portugal tot Oostenrijk) en in Noord-Afrika (van Marokko tot Tunesië).
De andere ondersoort (P. bonelli orientalis) wordt Balkanbergfluiter genoemd. Deze heeft meer vuilgrijze (i.p.v. grijsgroene) bovendelen en komt inderdaad op het Balkanschiereiland voor, maar ook verder oostwaarts in Turkije, Syrië, Libanon, Israël en Palestina.
Trekvogel
In juli zit de broedtijd er voor de Bergfluiter grotendeels op. Dat is merkbaar aan de afnemende zanglust van de mannetjes.
De vogels zwerven dan eerst nog wat rond, maar in augustus beginnen ze naar Afrika weg te trekken. De laatste gaan in september daarheen op weg. Bergfluiters overwinteren ten zuiden van de Sahara, meer speciaal op de savannes van West Afrika. Daar leven ze als wintergasten in een gebied dat zich uitstrekt van Mauritanië oostwaarts tot Tsjaad en zuidwaarts tot Gabon. In april reizen de vogels terug naar hun broedgebieden.
Last van verdroging
De Bergfluiter is nog geen bedreigde dier soort, maar sinds een jaar of tien nemen de populaties wel merkbaar in omvang af. De oorzaken van de achteruitgang zijn nog niet volledig opgehelderd, maar vermoedelijk speelt de voortgaande verdroging van de Sahelzone daarbij een rol. Daardoor worden insecten die het hoofdvoedsel van de Bergfluiter vormen daar steeds schaarser.
Aantallen
De Europese populatie wordt op 2,7 tot 6,9 miljoen individuen geschat. In Frankrijk broeden 30.000 tot 70.000 pa ren. Zekere broedgevallen deden zich in ons land nog niet voor; wel zijn baltsende of zingende mannetjes waargenomen.
Uitbreiding
Sinds 1970 wordt de Bergfluiter in Noord-Frankrijk steeds verder noordwaarts broedend waargenomen. De aantallen bereikten in 2005 een incidentele piek en zijn sindsdien weer wat afgenomen.
Leefgebied Bergfluiter
Dit kaartje toont het broedareaal van de Bergfluiter. Dat omvat Noordwest-Afrika en Zuid Europa van Portugal tot Oostenrijk. In het Balkangebied en het Nabije Oosten broedt de ondersoort orienfalis. De dieren overwinteren in Afrika ten zuiden van de Sahara.
Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit. Ut elit tellus, luctus nec ullamcorper mattis, pulvinar dapibus leo.