De Glanskop is een kleine, slanke, sober gekleurde mees die als twee druppels wate~ op de verwante Matkop lijkt. De overeenkomst is zo groot dat men pas in de 19de eeuw ontdekte dat het twee verschillende soorten zijn. De Glanskop leeft vrij verborgen in loofbossen. 's Zomers eet hij in hoofdzaak insecten, 's winters zaden en bessen.
Een vrij algemene, honkvaste mees
De Glanskop is een kleine mees met bruingrijze boven- en grijswitte onderdelen. Helderwitte wangen en een glanzend zwarte kin en bovenkop zorgen voor wat contrast in het veren kleed, dat toch sober van uitvoering blijft. Mannetjes en vrouwtjes zijn uiterlijk identiek. Jonge dieren zijn van boven iets grijzer en doffer – en daardoor niet te onderscheiden van jonge Matkoppen.
Meestal solitair
De meeste mezensoorten zwerven buiten de broedtijd graag in gemengde groepjes rond, dikwijls nog versterkt met goud haantjes, maar de Glansmees houdt niet zo van gezelschap. Soms voegen zich een paar jonge Glanskoppen bij zo’n foerage rend mezentroepje, maar volwassen dieren doen hooguit even mee wanneer de groep door hun territorium trekt. Meestal kom je Glanskoppen ‘s winters in paren tegen Het kan dan om een broed paar gaan, maar ook om twee dieren van hetzelfde geslacht. Beide soortgenoten houden steeds contact met elkaar via roepgeluiden.
Zaden of insecten
Glanskoppen passen hun voedselkeuze aan bij wat het seizoen te bieden heeft, net als veel andere niet-trekkende zangvogels. In de zomer, of eigenlijk gedurende de hele voortplantingstijd, nemen ze in hoofdzaak insecten en spinnen tot zich, en daarmee brengen ze ook hun jongen groot. Maar wanneer de vorst invalt en insecten snel schaarser worden, schakelen ze over op zaden, bessen en andere rijpe vruchten. Glanskoppen vertonen de bijzonderheid dat ze zaden in schorsspleten of andere holtes verbergen om ze pas een of meer dagen later op te eten. In zo’n bergplaats zit dan zelden meer dan één zaadje, maar in de loop van een enkele dag kan een Glanskop zo wel honderd zaden verstoppen in een gebied van verscheidene hectares. Glanskoppen kunnen ook meer zaden tegelijk in de snavel meevoeren, wat maar weinig andere mezen kunnen.Wanneer insecten schaars worden, schakelt de Glanskop over op zaden.
Vaste paren
Heeft zich eenmaal een broedpaar gevormd, dan blijven de partners in het algemeen bij elkaar tot de dood hen scheidt. Elk voorjaar, aan het begin van de voortplantingstijd, zijn de mannetjes een tijdje druk in de weer met het verleiden van hun vrouwtje. Daarbij wordt gebaltst en gezongen, worden cadeautjes overhandigd en schijnaanvallen uitgevoerd. Vervolgens wordt er een goede plek voor een nest uitgekozen.
Hardwerkend vrouwtje
Glanskoppen broeden in holtes van bomen, meestal vrij dicht bij de grond. Het boomhol wordt door het vrouwtje gestoffeerd met mos, gras, dons en haren. Is de opening van het hol iets te krap, dan maakt het vrouwtje die met de snavel desnoods wat groter.
De meeste vrouwtjes produceren jaarlijks slechts één legsel van 7 tot 10 eieren, tussen begin april en eind juni. Het vrouwtje belast zich met alle ouderlijke zorgtaken. Ze broedt zelf de eieren uit, in 12 of 13 dagen, en brengt in haar eentje de jongen groot. Die worden na ongeveer 20 dagen vlieg vlug en verlaten hun moeder 1 of
2 weken later.
Herkenning
Weinig vogelsoorten lijken zo sterk op elkaar als de Matkop en de Glanskop. In het veld zijn deze soorten niet alleen op basis van het verenkleed te onderscheiden, want alle kenmerken zijn voor determinatie praktisch onbruikbaar. Voor een betrouwbare determinatie heb je andere, meer opvallende kenmerken nodig De beste is de roep. De Matkop roept nasaal en gonzend “dèèh dèèh dèèh”, veel eentoniger dan het hoge, niezende, zeer kenmerkende “pietsieh” dat de Glanskop laat horen wanneer hij op een tak neerstrijkt.
Verwante soorten
De Glanskop behoort tot de mezenfamilie Paridae, die in ons land ook wordt vertegen woordigd door algemene en bekende soorten als de Koolmees (Parus majon en de Pimpelmees (Parus caeruleus). Die zijn kleu riger dan de Glanskop, en de Koolmees is ook duidelijk groter. Afgezien van de Matkop lijken vooral de Zwarte mees (Parus aten en de Kuifmees (Parus cristatus) op de Glanskop. De Zwarte mees heeft een witte achter hoofdsvlek, de Kuifmees een duidelijke kuif.
Ecologie en bedreigingen voor de soort
Een standvogel die sterk achteruitgaat
De Glanskop komt in grote delen van Europa voor, in het westen van Scandinavië tot de Pyreneeën. Hij leeft in hoofdzaak in bossen en aan bosranden, in parken en boomgaarden. Boven 1300 m hoogte komt hij niet voor, want daar beginnen de naaldbossen en daarvan moet hij niets hebben.
Geringe dichtheid
De Glanskop is overal minder talrijk dan verwante soorten zoals de Koolmees en de Pimpelmees. Hij is ook niet zo gelijkmatig over het land verdeeld. Bij ons komt hij vooral in oud, opgaand loofbos met een goed ontwikkelde struiklaag voor, op de hogere zand- en krijtgronden (inclusief de Hollandse binnenduinrand). Maar ongeacht de beschouwde leefomgeving zijn er altijd algemenere mezen dan hij. Dichtheden van meer dan 4 dieren per km’ mogen in ons land al hoog worden genoemd. In Franse eiken- en dennenbossen worden hogere dichtheden gemeten van tussen 20 en 100 broedparen per km².
De West-Europese Glanskoppen verwijderen zich ook ‘s winters nooit ver van hun broedterritorium.
Voederen, beschermen
Glanskoppen brengen ‘s winters graag een bezoek aan voedertafels in tuinen. Ze nemen er zaden weg om ze een eindje verderop af te pellen en op te eten. Daarbij klemmen ze de zaden met een pootje vast en hakken er met de snavel op in. Af en toe nemen ze nest kastjes met een smalle opening aan.
Standvogel
Het verspreidingspatroon in de winter wijkt nauwelijks af van dat in de broedtijd, wat bewijst dat Glanskoppen zich als strikte standvogels gedragen. De dieren zijn trouw aan hun territorium, dat ze het hele jaar door bezetten, zelfs in barre winters.
Alleen bij populaties uit Noord-Europa worden trekbewegingen in zuidwaartse richting waargenomen, maar nooit over grote afstand.
Afnemende aantallen
In Frankrijk, Groot-Brittannië, Duitsland, Denemarken en Litouwen is een flinke afname in de aantallen Glanskoppen vastgesteld. De Franse populatie, die in het begin van de jaren 1990 nog ongeveer een miljoen broedparen telde, was in 2001 met de helft teruggelopen. Volgens onderzoekers van het Parijse Museum voor Natuurlijke Historie past dit verschijnsel in het beeld dat bij alle op bossen gespecialiseerde vogels van het noordelijk halfrond waarneembaar is. Zij zoeken de grondoorzaak van deze veran deringen in de opwarming van de aarde. Daardoor is de broedtijd van de Glanskop en andere bosvogels uit de pas gaan lopen met de piek in de beschikbaarheid van insecten. Zijn er onvoldoende insecten in de periode waarin de vogels jongen moeten voeren, dan zullen veel van die jongen het niet redden .
Bedreigingen
Eksters roven geregeld eieren en jongen uit de nesten van Glanskoppen, maar daaruit is de sterke achteruitgang van de populaties in West-Europa niet te verklaren. Nesten in dood, wrakkig hout worden vaker geplunderd dan nesten in holtes van levende boomstammen.
Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit. Ut elit tellus, luctus nec ullamcorper mattis, pulvinar dapibus leo.