De Kleine bonte specht wordt maar 14 cm lang. In de tropen leven nog kleinere spechten, maar alle andere West-Europese soorten zijn groter. De soort bezet hier een bijzondere, nauw omschreven niche. Sinds de jaren 1980 lijkt hij zich uit te breiden, maar de toename berust misschien meer op verstrooiing van populaties dan op echte expansie.
Een kleine specht in de boomtoppen
De Kleine bonte specht wordt niet groter dan een Huismus en is zelfs nog iets slanker gebouwd. Het is de kleinste van alle spechten uit de Palearctis. Zijn driekleurig verenkleed illustreert de verwantschap met andere bonte spechten, maar maakt hem niet gemakkelijk vindbaar: hij leeft in het kronendak van bossen en is in het dichte gebladerte maar moeilijk te zien.
Diep in het bos
Deze specht komt alleen in het laag- en heuvelland voor, in bossen, boomgaarden en geboomte van lanen en grote tuinen, op voorwaarde dat er oude loofbomen in de buurt zijn. Je vindt hem zelden boven 800 m hoogte en hij mijdt naaldbossen, zeker monotone aanplant van naaldhout. Overal in zijn areaal gedraagt hij zich als standvogel, maar hij bereikt nergens hoge dichtheden. Om in zijn levensonderhoud te voorzien heeft hij een leef- en foerageergebied van minstens 200 tot 500 ha nodig.
Boomschors en rottend hout
De Kleine bonte specht zoekt in lente en zomer insecten op de schors van bomen; in herfst en winter peutert hij ze te voorschijn uit rottend hout, dat hij met zijn snaveltje kan splijten. Maar hij hakt geen holen in hard, levend hout, zoals de Grote bonte specht. Hij eet larven van houtetende insecten, maar ook bladluizen, rupsen en mieren. De Kleine bonte specht besteedt 80% van zijn tijd aan foerageren en eten. Hij zoekt zijn kostje vooral op dode stammen of op takken van levende bomen bijeen, vooral op de dunnere twijgen. In de wintermaanden kun je hem ook bij voedertafels waarnemen, samen met mezen of andere zangvogels. Hij eet dan ook wel peren, pruimen, moerbessen en ander fruit. De Kleine bonte specht eet in hoofdzaak insecten, die hij op bomen verzamelt
Broedgewoonten
Vbor het nest wordt een hol uitgehakt in rottend hout van een stam of een tak, tot 25 m boven de grond, maar soms kniehoog in een stronk. Dat werk neemt 12 tot 30 dagen in beslag en wordt vooral door het mannetje uitgevoerd. Het vrouwtje legt 4 tot 6 witte eieren, die door beide ouders worden uitgebroed. Het mannetje levert ook de grootste bijdrage aan het voederen van de jongen, die tot 24 porties per uur krijgen toegediend. Ze verlaten het nest na ongeveer 20 dagen en verspreiden zich dan geleidelijk in de omgeving. Broedpartners blijven elkaar levenslang trouw. Vooral in de lente houden ze geregeld contact met elkaar door roepgeluiden die vaak 6 tot 10 maal worden herhaald.
Ondersoorten
De Kleine bonte specht is een ‘polytypische’ soort, waarbinnen systematici ongeveer 14 ondersoorten onderscheiden. De typische ondersoort (D. minor minoì komt in Noord-Europa voor; in Engeland leeft D m. comminutus, in Zuid-Europa D. m. buturlini, in de Kaukasus D. m. colchicus; elders in Europa komt D. m. hoftorum voor. Determinatie is werk voor specialisten. De vogels moeten ervoor worden gevangen, want de snavel- en vleugellengte zijn doorslaggevend. Bovendien komen bastaarden met intermediaire kenmerken voor.
Verwante soorten
Het geslacht Dendrocopos telt wereldwijd 22 soorten bonte (zwart-wit-met-rode) spechten. In ons land komen alleen de Kleine, Middelste en Grote bonte specht voor. Deze laatste (D, majoì weet zich overal in bomen te vestigen en is ook niet bang voor mensen. De Middelste specht (D. medius) leeft alleen in oude bossen en gaat achteruit. In Oost-Europa broeden de Syrische bonte specht (D. syriacus) en de Witrugspecht (D. leucotos; deze ook in de Pyreneeën).
Ecologie en bedreigingen voor de soort
Een onopvallende specht
De Kleine bonte specht wordt gemakkelijk over het hoofd gezien, vanwege zijn geringe grootte en verborgen levenswijze. Vaak maakt hij zijn aanwezigheid alleen kenbaar door roepgeluiden en zacht geroffel op takken. Toch hebben ervaren vogelaars daaraan genoeg om de populaties nauwkeurig in kaart te brengen en te zien hoe die zich ontwikkelen.
In het kronendak
Het reguliere beeld dat mensen van spechten hebben, is dat van schuwe vogels die tegen dikke stammen opklimmen en daarin gaten hakken om houtetende larven te vangen. Spechten hebben zich voor die leefwijze aangepast aan alle levensmogelijkheden die bomen bieden, inclusief die in de takken en twijgen van de kroon. Om daar te kunnen leven, moet de vogel lichtgebouwd zijn. Deze niche wordt door de Kleine bonte specht bezet. Juist daarom is deze specht zo klein. De Kleine bonte specht communiceert zowel via roepgeluiden als via zacht geroffel op takken.
Bij voorkeur in loofbossen
De Kleine bonte specht is een uitgesproken standvogel. Om het hele jaar door over voldoende voedsel te beschikken, heeft de vogel een groot woongebied nodig. Hij heeft een duidelijke voorkeur voor loofverliezende loofbomen. Daarom is hij in de Jura maar tot 600 m hoogte te vinden, in de Vogezen tot 800 m, en komt hij in de Alpen nauwelijks voor. In ons land broedt hij vooral in rijke, gemengde loofbossen, liefst met veel oude, knoestige eiken, maar ook in rivierbossen met wilgen en populieren.
Aantallen
De wereldpopulatie wordt op 3-15 miljoen individuen geschat. In Europa broeden 0,45-1,1 miljoen paren; in Nederland 4500-5500, in België 1700- 3800, in Duitsland 16.000-32.000 paren en in Frankrijk 40,000-160.000.
Aanpassingsvermogen
De Kleine bonte specht is bestand tegen continentale klimaten (met koude winters, maar warme zomers). Hij broedt zelfs in subarctische berkenbossen in Noord-Europa en gedraagt zich ook daar als standvogel, al raken die noordelijke populaties in erg barre winters soms op drift en voeren dan bescheiden invasies tot in Midden-Europa uit. In ons land zoekt hij ‘s winters wel eens poppen en larven in rietlanden, of sluit hij zich aan bij rondzwervende groepjes mezen. Het is aan dit grote aanpassingsvermogen te danken dat hij de inbreuk die de mens op zijn leefomgeving maakt, vaak goed verdraagt.
Nauwelijks bedreigd
De populaties bereiken nergens hoge dichtheden, maar de soort is in bosrijke streken van Europa wijdverbreid en wordt niet direct bedreigd. Een van zijn gevreesde predatoren is de Grote bonte specht, die de ingang van het nesthol uitbreekt en zijn jongen rooft. De volwassen vogels worden door de Sperwer bejaagd.
Status van de soort
Op de mondiale Rode Lijst van de IJCN wordt de Kleine bonte specht als veilig (Least Concern) aangemerkt. In alle EU-lidstaten geniet hij net als alle wilde vogels, sinds 1979 volledige bescherming krachtens opname in Bijlage II van het Verdrag van Bern.
Â
Leefgebied De Kleine Bonte Specht
 De Kleine bonte specht is wijdverspreid in de palearctische regio, van Engeland en Spanje oostwaarts tot Noord-Japan en Kamtsjatka, Men onderscheidt 14 ondersoorten; die uit het hoge noorden en het Verre Oosten worden gemiddeld iets groter.
Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit. Ut elit tellus, luctus nec ullamcorper mattis, pulvinar dapibus leo.