De Keep, een zangvogeltje met oranje borst en schouders leeft bij ons vooral in beukenbossen, omdat hij dol op beukennootjes is. Hij broedt in het hoge noorden, maar vanaf september trekt hij weg uit zijn broedgebied naar de bossen van Midden-Europa. Zijn groepsinstinct is sterk ontwikkeld. Kepen vormen zwermen van soms miljoenen exemplaren.
Een zangvogeltje met oranje schouders
In de winter heeft het mannetje van de Keep een bruine kruin en rug, maar in de zomer krijgt hij een zwart jasje, waardoor het oranje van zijn schouders en borst beter uitkomt. Het vrouwtje vertoont op die plaatsen een wat blekere tint oranje; andere uiterlijke verschillen zijn er niet.
Mooi liedje
Kepen kennen verschillende roepgeluiden die ze in alle jaargetijden laten horen. Het algemeenste geluid is een lage, maar krachtige, nasale lokroep die klinkt als “kèèhp” en die de Keep enkele tellen aanhoudt en op het eind iets in toon laat stijgen. De vluchtroep is een eentonig “ghèghèghèghè”. Van Keepjes op de zitplaats hoor je nog diverse andere roepjes, waaronder een verlengd “dzwieh en een scherp “tsip”. De zang die deze kleine zangvogel in de voortplantingstijd laat horen, wordt niet door iedereen evenzeer gewaardeerd. Sommigen horen er een zoet, melodieus liedje in, maar anderen vergelijken het met het nare, schurende gejammer van een cirkelzaag.
Veilig in korstmos
In mei bouwt het Keepvrouwtje haar nest, nadat ze samen met haar mannetje een broedterritorium heeft kunnen vestigen. Het nest komt drie tot acht meter boven de grond in een takvork van een berk of een naaldboom te hangen en wordt vervaardigd van plukjes mos, grassprietjes, bastreepjes en stengeltjes. Vervolgens wordt het van binnen gestoffeerd met haren en veertjes. Tot slot maakt het vrouwtje het nest onzichtbaar door het te bedekken met korstmos, dat ze elders van de boom weghaalt. Daarna legt ze er vier tot zeven eieren in. De eieren zijn lichtblauw of bruinachtig met rode vlekjes of streepjes. Nadat het vrouwtje twee weken heeft zitten broeden, kruipen de jongen volledig kaal en zonder veren uit hun ei. Het mannetje helpt met het voederen van de jongen die insecten eten, tot ze na een week of drie het nest verlaten. Meteen het volgende jaar zullen ze zich zelf voortplanten.
Vaak een tweede legsel
Meestal brengen Kepen per broedseizoen twee legsels groot, maar de meest noordelijke populaties houden het, met het oog op de ongunstige klimaatgesteldheid, noodgedwongen op een enkel legsel. Alle populaties van de Keep vertonen een sterk ontwikkelde drang tot groepsvorming en broeden dicht bij elkaar in kleine kolonies.
Voedsel
De Keep is een zadeneter, behalve in de zomer, want dan eet hij in hoofdzaak insecten. Zijn dikke, kegelvormige snavel past goed bij dat zadendieet. Keepjes zoeken hun voedsel op de grond of op de daar groeiende kruiden. Ze pikken daar ook al die zaden op. Ze eten graag graankorrels en boomzaden, met name van berken, elzen, sparren en essen, maar ‘s winters hebben ze een speciale voorkeur voor beukennootjes. Ligt er ‘s winters een laag sneeuw op de grond, dan gebruiken ze hun halfopen vleugels als sneeuwschuiver om de kostbare zaden daaronder op te delven. Buiten de broedtijd leeft de Keep hoofdzakelijk van zaden,
Verwante soorten
Ook de Frater (Carduells flavirostrls) en de Putter (Cardue/is carduelis) behoren tot de vinkenfamilie Fringillidae. Fratertjes zijn onopvallend bruin van tint en broeden op de Britse eilanden en in West-Scandinaviê. De Putter broedt in bijna heel Europa en heeft een heel kleurig verenpakje, met veel zwart, wit en rood op de kop en brede, gele strepen op de zwarte vleugels.
Ecologie en bedreigingen voor de soort
Een sterke neiging tot groepsvorming
De Keep is een typische bewoner van de taigabossen in het hoge noorden. Maar elk najaar verhuist hij naar zuidelijker streken met een zachter klimaat, in de hoop daar meer voedsel te vinden. Tijdens deze seizoentrek verzamelen ze zich in grote zwermen, van soms vele miljoenen exemplaren bij elkaar.
Van taiga naar akker
In de broedtijd woont de Keep in berkenbossen en gemengde bossen met zowel coniferen als loofhout, in de taigazone van Scandinavië tot Oost-Siberiê, maar in september trekt hij weg naar het zuiden. Zo bereikt hij West-, Midden- en Zuid-Europa, waar je hem dan veel op akkers en graslanden ziet, in landbouwgebieden met veel beuken en haagbeuken, want die vormen hier zijn voornaamste voedselbron. Kepen overwinteren van de Britse eilanden, Nederland en Denemarken zuidwaarts tot de Middellandse Zee. Sommige dieren trekken door naar Griekenland, Sicilië en Noord-Afrika In ons land verschijnt hij aan het eind van september; de grootste groep komt in oktober aan. ‘s Winters zwerven ze in kleine groepjes rond, vaak samen met Vinken.
.
Voederen, beschermen
De Keep is geen geregelde gast bij onze voedertafels. Hij komt daar alleen als het erg hard vriest en hij elders vrijwel niets meerte eten kan vinden. Voer Kepen eventueel zonnebloempitten, gekneusde graankorrels, gehakte noten, gedroogde bessen en pinda’s.
Miljoenen Keepjes
De aantallen trekkende Kepen kunnen van jaar tot jaar sterk verschillen. Dikwijls vormen de vogels tijdens de trek grote zwermen, die aangroeien doordat veel losse dieren zich onderweg bij de groep aansluiten. Overal waar deze grote troepen neerstrijken, zijn alle beschikbare voedsebronnen snel uitgeput. De troepen moeten dus voortdurend verdedrekken, om op nieuwe plaatsen op zoek naar eten te gaan. Hierdoor doen zich geregeld heuse ‘winterinvasies’ voor, zoals in 1945 en 1950 in Zwitserland. Daar vielen in het eerstgenoemde jaar naar schatting 27 miljoen Kepen binnen; vijf jaar later waren het er zelfs bijna 100 miljoen!
Enorme slaapplaatsen
Deze miljoenenzwermen van trekvogels zoeken in bossen of kleine valleitjes voor de nacht een slaapplaats die beschutting geeft tegen wind en koude. Die slaapplaatsen spelen al snel de rol van verzamelplaatsen, waar de groep nog verder aangroeit. Dergelijke grote invasies van Kepen komen kennelijk tot stand door een combinatie van oorzaken: goede mastjaren van de beuken, stuwing van trekvogels bij zeekusten en gebergten en sterke aanwas van de populatie in het afgelopen broedseizoen.
Aantallen
De Keep is geen bedreigde soort. Uit tellingen blijkt dat in Europa honderden miljoenen Kepen moeten leven. Winterinvasies van tientallen miljoenen dieren zijn geen zeldzaamheid. Kleine aantallen Kepen overzomeren bij ons en proberen dan ook wel eens te broeden..
Leefgebied De Keep
De Keep broedt in Scandinavië, Noord-Rusland en Siberië, In de nazomer verlaat hij zijn broedgebieden en trekt hij zuidwaarts naar West-, Midden- en Zuid-Europa. Hij overwintert van de Britse eilanden en Denemarken zuidwaarts tot Noordwest-Afrika.
Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit. Ut elit tellus, luctus nec ullamcorper mattis, pulvinar dapibus leo.