De vier kruisbeksoorten zijn overgeleverd aan de grillen van de zaadproductie bij naaldbomen in de taiga. In slechte jaren zien hele populaties van deze vinkachtigen zich gedwongen naar elders uit te wijken. Ook felle kou kan dergelijke trekbewegingen teweegbrengen. In zulke gevallen wordt de Witbandkruisbek ook wel eens in West-Euro
De kleinste van alle kruisbekken
De Witbandkruisbek is een vogel uit koel-gematigde, boreale bossen,waar de gemiddelde julitemperatuur tussen 13 en 20 oc ligt. In Noord-Amerika leeft de typische ondersoort (nominaatvorm). De vorm uit Eurazië wijkt af door een dubbele witte vleugelstreep. Op het Caribische eiland Hispaniola komt nog een derde ondersoort voor.
Geen snavel maar een tang
Alle kruisbekken zijn aangepast aan het eten van zaden uit kegels van naaldbomen. De meest zichtbare aanpassing is de gekruiste stand van de snavelhelften. De bovenhelft steekt bij sommige dieren links, bij andere rechts voorbij de onderhelft. De richting is willekeurig. Met deze ‘tang’ kunnen de vogels moeiteloos kegels openwrikken. Met hun korte maar sterke poten klauteren de vogels zonder probleem op de dunne takjes en de kegels waar de dieren vaak ondersteboven aan hangen om er de zaden uit te pulken.
Lariksbossen
Witbandkruisbekken hebben een voorkeur voor lariksbossen, liefst gemengd met andere naaldhoutsoorten en met lichte open plekken en bosranden. In zulke open bosbestanden kunnen ze zich makkelijk verplaatsen en vinden ze gevarieerde biotopen, dus ook een rijk aanbod van voedsel en nestgelegenheid. Op die open plekken in het bos kunnen de vogels ‘s zomers insecten vangen en vinden ze in de herfst veel zaden van kruidachtige planten.
Echte groepsdieren
Kruisbekken hebben een sterke neiging tot groepsvorming. Ze broeden in losse groepjes van soms wel een dozijn paren. De mannetjes lokken vrouwtjes aan door hun zang, een aaneenschakeling van heldere, metalig klinkende motieven afgewisseld met lagere tonen. De neiging tot groepsvorming beïnvloedt ook de paarvorming. Bij alle Loxia-soorten blijkt af en toe polyandrie voor te komen, dat wil zeggen dat één vrouwtje met meer mannetjes samenleeft. Het nest wordt altijd in een naaldboom gebouwd en altijd door het vrouwtje, dat ook in haar eentje de eieren uitbroedt. De jongen worden door beide ouders gevoerd, in hoofdzaak met voorverteerde en opgebraakte naaldboomzaden.
De Witbandkruisbek heeft een merkwaardige snavel met gekruiste snavelhelften. Daarmee kan hij gemakkelijk zaden uit kegels van naaldbomen peuteren.
Klaar voor de winter
Nadat de jongen het nest hebben verlaten, duurt het nog zes weken voordat ze zelfstandig zijn. Pas dan zijn hun snavels uitgegroeid en hebben de snavelhelften de juiste kruisstand verkregen. Eerst blijven de jongen nog in de buurt van het ouderlijk nest, maar allengs sluiten ze zich aan bij rondzwervende groepjes volwassen vogels. Zo gaan ze de winter in. De groepen kunnen wel tweehonderd exemplaren tellen.
Voedsel
Weliswaar zijn Witbandkruisbekken ingesteld op het eten van naaldboomkegels, vooral die van lariksen, maar ze eten ook andere zaden en vruchten, zowel van naaldbomen als loofbomen. Ze lusten ook zaden van berken en elzen (de laatste ook met een soolt kegels, elzenpropjes), en eten ook allerlei bessen en knoppen. In de zomer bestaat hun maaltijd soms voor 90% uit insecten. In de winter en het voorjaar eten ze dagelijks 4 tot 4,5 gram oftewel ongeveer 1550 larikszaden.
Verwante soorten
Het geslacht Loxia telt vier soorten, die alle vier op het noordelijk halfrond broeden. De Witbandkruisbek is door zijn afhankelijkheid van naaldbomen en ook door klima-tologische factoren vrij beperkt in zijn verspreiding. Het is de kleinste van alle Loxia-soorten. Van de drie grotere soorten is de Kruisbek ([OXIa curvirostra) veruit het wijdstverbreid. De Grote kruisbek (Loxia pytyopsittacus) is beperkt tot Noord-Europa, de Schotse kruisbek (Loxia scotica) is endemisch in Schotland.
Ecologie en bedreigingen voor de soort
Een invasiegast die larikszaden eet
Het is bijna onmogelijk een goed beeld te krijgen van de aantallen Witbandkruisbekken in de wereld, of zelfs in kleinere gebieden. Dat komt niet alleen door hun onmetelijke woongebied en hun voorkomen in vrij gevarieerde biotopen, maar ook door hun nomadische aanleg. Op zoek naar voedselbronnen trekken ze voortdurend rond in kleine groepjes.
In groepjes op zoek naar zaden
De meeste kennis die we over de Witbandkruisbek hebben, komt voort uit onderzoek dat in het Palearctische of Euraziatische deel van zijn areaal is gedaan. Alle levensverrichtingen van deze soort worden bepaald door de drang tot groepsvorming. Dat geldt zelfs voor de voortplanting, in die zin dat mannetjes die daaraan niet deelnemen in groepjes bijeenblijven. Na de broedtijd vormen alle vogels, jong en oud, groepen die de omgeving naar voedsel gaan afstropen. Witbandkruisbekken zijn elke dag uren druk met het openwrikken van kegels . Voor de Euraziatische broedpopulaties in het gebied van Finland tot Oost-Siberië en Noord-China zijn kegels van lariksbomen de voornaamste voedselbron. In Amerika voeden Witbandkruisbekken zich daarnaast ook met kegels van sparren en hemlocksparren.
Elders in Europa
Na invasies wordt in Zweden en Noorwege soms ook gebroed, Dat is ook in Duitsland wel eens gebeurd. Tijdens invasies kunnen Witbandkruisbekken zuidwaarts doordringen tot in Bulgarije, westwaarts tot Groot-Brittannië (110 waarnemingen), België (30) en Frankrijk (11).
Samenwerking loont
Witbandkruisbekken sluiten zich tijdens zoektochten naar zaaddragende kegels ook graag aan bij troepen ‘gewone’ Kruisbekken of Haakbekken. Wanneer ze zitten te eten zijn ze gemakkelijk te observeren. Blijkbaar kunnen ze samen met andere vogels efficiënter voedsel vergaren. Men heeft vastgesteld dat vogels in groepjes 30% meer zaden uit kegels halen dan solitaire vogels Behalve dat groepen meer voedselbronnen vinden, merken ze ook eerder roofvijanden op.
Invasies
Het voedselzoeken leidt normaal niet tot grootschalige verplaatsingen. Maar in jaren met een hoog broedsucces en tegelijk een slechte vruchtzetting hebben sommige, vooral uit jonge kruisbekken samengestelde troepen de neiging zich invasiegewijs te verplaatsen. Zulke invasies (in tijd en ruimte onregelmatige trekbewegingen van slechts een deel van de totale populatie) komen bij de Witbandkruisbek vaak pas op gang na invasies van (Gewone) Kruisbekken. Afgezien van Noord-Rusland broedt de Witbandkruisbek ook vrij geregeld in Oost-Finland, in elk geval in jaren met goede vruchtzetting. Elders in Europa zijn broedgevallen zeer schaars.
In onze streken
De Witbandkruisbek is bij ons alleen als dwaalgast te zien, zowel langs de kust als in het binnenland (vooral in gebieden met naaldbossen: Drenthe, Veluwe, Kempen). Soms blijven groepjes maandenlang in lariksbossen rondhangen