De Bonte vliegenvanger is in onze streken een vrij algemene broedvogel. Hij is makkelijk te herkennen aan de witte band op de vleugel. Mannetjes, die in het voorjaar donker bruin of leigrijs tot roetzwart worden, zijn dan donkerder dan de vrouwtjes. In de nazomer gaan ze op hun grijs- of olijfbruine vrouwtjes lijken om kort daarna naar Afrika te vertrekken.
Een vrij veranderlijke zang
Vliegenvangers (Muscicapidae) onderscheiden zich op grond van een aantal morfologische kenmer ken van de overige zangvogelfamilies. Ze hebben de lange vleugels van trekvogels, de korte pootjes van takzitters en de iets afgeplatte, naar de basis toe verbrede snavel van insectenjagers.
Contrastrijk getekend
De mannetjes van de Bonte vliegenvanger zijn in het zomerkleed gemakkelijk te herkennen aan de donkerbruine tot zwarte bovendelen, die ook op de stuit nauwelijks lichter zijn. Daarbij steken de witte onderdelen scherp af. De witte zijranden van de armpennen en de witte topjes van de grote dekveren vormen samen een brede witte vleugelstreep. De witte keel en zijhals steken sterk af bij de donkere kop, waarop bij de mannetjes altijd een witte, vaak in twee delen gesplitste voorhoofdsvlek zichtbaar is. Sommige mannetjes hebben ook ‘s zomers grijsbruine bovendelen.
De Spaanse en Noord-Afrikaanse broedvogels hebben meer wit, behalve op de volledig zwarte staart. Bij de noordelijke vormen is driekwart van de staartrand wit.
Saaier winterkleed
In de herfst en de winter zijn de manne tjes minder herkenbaar. Ze hebben dan een bruin verenkleed, een kleinere witte vleugelstreep, een beige zijborst en een beige baardstreep bij de keel. Zo lijken ze ineens veel op de vrouwtjes. Pas uitgevlogen jongen hebben een vlekkerig bruin met beige verenkleed met donkere vlekjes op keel en borst. Maar ze gaan al snel in de rui en lijken daarna meer op de ouders. Ze houden beige in plaats van witte topjes aan de vleugeldekveren.
Verscholen nest
Bonte vliegenvangers broeden in holen, meestal boomholtes, maar ook in gaten in muren. Verder nemen ze graag nestkastjes aan. Het nest wordt nogal slordig opgebouwd uit bladeren, stengeitjes, worteltjes, schorssnippers en plukjes mos. Van binnen wordt het wat netter afgewerkt met pluis en haren, soms ook met veertjes. Het nest wordt door het vrouwtje gebouwd. Daarna legt ze drie tot acht eieren die ze in ongeveer twee weken zelf uitbroedt. Grotere legsels (tot twaalf eieren) zijn van twee vrouwtjes afkomstig.
Het mannetje helpt bij het groot brengen van de jongen. Die worden na 10 tot 17 dagen vliegvlug Het precieze tijdstip hangt af van het weer, want dat bepaalt de snelheid waarmee de ouders insecten kunnen aanslepen.
Voedsel
Bonte vliegenvangers eten vooral geleed potigen. Insecten vangen ze vaak in de vlucht, maar ze zoeken die ook wel in het gebladerte van de bomen. Hun jongen geven ze hoofdzakelijk grote hoeveelheden rupsen te eten. Soms eten ze spinnen en af en toe zelfs slakken. Er is ooit iemand geweest die een Bonte vliegenvanger op het wegdek een huisjesslak zag stukslaan.
In de nazomer en de herfst, of wanneer de weersomstandigheden de jacht op insecten belemmeren, passen deze vogels hun dieet aan en stappen ze over op een menu van vruchten (vlierbessen, bramen) en zaden. Bonte vliegenvangers broeden in boomholtes en voeden hun jongen vooral met insecten.
Verwante soorten
De familie Muscicapidae telt ruim honderd soorten vliegenvangers, allemaal kleine vogels die alleen in de Oude Wereld voorko men. Het geslacht Ficedula telt 29 soorten waarvan de meeste in Azië leven, maar waarvan er vier in Europa voorkomen: naast de Bonte vliegenvanger ook de Withalsvliegenvanger (F. albicol/is), de Balkanvliegenvanger (F. semitorquata) en de Kleine vliegenvanger (F. parva).
Ecologie en bedreigingen voor de soort
Een trekkende bosbewoner
De Bonte vliegenvanger is met het oog op zijn voedsel keuze elk najaar gedwongen naar Afrika uit te wijken, want in Europa zijn ‘s winters niet voldoende insecten te vinden. Maar hij keert in het voorjaar terug om hier te broeden. De mannetjes hebben dan een opvallend donkerbruin- of zwart-wit verenkleed .
Broeden in bossen
Om te kunnen broeden heeft de Bonte vliegenvanger bomen nodig, liefst oude bomen vol holen. Hij vestigt zich bij voorkeur in oude en vrij lichte gemengde bossen of loofbossen. In sommige gebieden blijkt hij zich aan te passen aan een omgeving met overwegend naaldbomen, maar er moeten toch altijd wat loofbomen tussen staan. In Noord-Europa bewoont hij taigabossen met sparren en berken en oude populieren waarin spechten holen hebben uitgehakt. Verder zuidwaarts neemt hij zijn intrek in grote eiken of kastanjebomen. In Noord-Afrika broedt de zang vogel tot 1800 m hoogte in bossen van eiken, ceders en Aleppodennen. Overigens broeden Bonte vliegenvangers ook geregeld in boomgaarden, parken, tuinen en laanbeplanting, en in broek- en ooibossen langs rivieren.
Voederen, beschermen
De broedpopulaties kunnen worden geholpen door het installeren van nestkastjes. Vooral boomgaarden zijn goede locaties, want de vogels eten veel insecten, waaronder schadelijke soorten. Omdat de vogels nestsasfies aannemen, is veel bekend geworden over hun voortplanUngsbiologie.
Wijdverspreid tijdens de trek
Tijdens de trek komen overal in Europa lawaaiige groepjes Bonte vliegenvangers voor, niet alleen in bossen maar ook in heggen en struikgewas. ‘s Winters komen ze veel voor in galerijwouden langs Afri kaanse rivieren, maar ook op de savanne en in akker- en tuinbouwgebieden. De Bonte vliegenvanger komt zelfs in het boomkruinendak van tropische regen wouden voor, waar verder nauwelijks Europese broedvogels worden gezien.
Wisselende trekroutes
Na de broedtijd trekken de populaties uit hun broedgebieden weg. Ze hebben dan net de rui doorgemaakt en zijn onopvallend bruinachtig. De trek begint meestal laat in juli of vroeg in augustus, bereikt zijn hoogtepunt in september en loopt in oktober af. De jongen vertrekken eerder dan de volwassen vogels. De vogels vliegen ‘s nachts en kunnen non-stop grote afstanden overbruggen. In Noord-Spanje, een belangrijke halte- en pleisterplaats, worden bij Bonte vliegenvangers gewichtstoenames van 70% gemeten. Ze hebben dan voldoende reserves om zonder te rusten de Middellandse Zee en de Sahara over te vliegen. Tijdens de terugreis tussen eind maart en mei volgen de vogels een meer oostelijke route dan bij de herfstlrek.
Waar zie je ze?
Bonte vliegenvangers broeden in bosachtige streken in het oosten van Nederland en België. Tijdens de voor- en najaarstrek
komen ze in alle landsdelen voor. In de herfst passeren veel Scandinavische vogels langs de kust.