De Bosuil is bij ons een vrij algemene nachtroofvogel, die je in het duister geregeld hoort roepen, al krijgt je hem zelden te zien. Het mannetje brengt een eigenaardig mauwende zang voort, uitlopend in een soort beverig gejank. Bosuilen zijn 's nachts actief, maar soms zie je er overdag eentje op een tak zitten, genietend van de zonnewarmte.
Een vrij algemene, bruine uil
De Bosuil heeft een grote kop met een tamelijk herkenbaar uilenge zicht’ met een breed hartvormige, licht-grijsbruine gelaatssluier rond de grote, zwarte ogen; hiertussen zie je een strook diepbruine veertjes, van de snavel basis omhoog naar de bovenkop, waar de streep driehoekig of V-vormig uitwaaiert.
Gedrongen postuur
Het lichaam is nogal gezet en brengt gemiddeld een pond (O,S kg) op de schaal. Het verenkleed is nogal variabel van kleur, overwegend bruin met opvallende vlekkenpatronen in allerlei tinten tussen lichtgrijs en donkerbruin. Deze kleurenmelange levert uitstekende camouflage op, zodat de vogel tussen de takken van de bomen niet eenvoudig te vinden is. Zoals alle nachtroofvogels heeft de Bosuil krachtige klauwen en een korte staart. Voorts zijn al zijn slagpennen en andere grote veren overdekt met fijn donspluis, dat het vleugelgeruis sterk dempt; daardoor kan het dier bijna onhoorbaar vliegen.
Schamel nest
Het baltsritueel speelt zich in februari af, of nog vroeger, in zachte winters soms al in december. De broedparen blijven vrij lang bij elkaar, naar het schijnt. Het vrouwtje is wat groter dan het mannetje en legt drie tot vijf witte, bolronde eieren in een holle boom, een oud haviks- of ander roofvogelnest, of soms op de grond. Zelf een nest bouwen, dat komt niet in haar op. Ze broedt haar eieren geheel alleen uit, in 28 tot 30 dagen; het mannetje brengt haar intussen het voedsel dat ze nodig heeft. In de schemering wil ze haar broedsel wel eens even verlaten, maar alleen om aan haar sanitaire behoeften te voldoen en een braakbal te produceren.
Gauw het nest uit
Zijn de jongen uit het ei gekomen,dan worden ook zij door het man netje gevoerd, evenals – nog steeds het vrouwtje, dat bij haar kroost blijft en het nest schoonhoudt. De jongen verlaten het nest al betrekkelijk snel, wanneer ze drie of vier weken oud zijn; maar omdat ze dan nog niet kunnen vliegen, blijven ze in de naaste omgeving, onder nauwlettend toezicht van hun moeder. Ook dan hebben ze nog een dikke donsjas aan, waardoor het kan lijken alsof ze uit het nest gevallen en verlaten zijn. Kom echter niet bij ze in de buurt, want in deze tijd valt de moeder elke indringer zonder aarzeling aan – ook mensen. Na ongeveer 7 weken maken de jongen hun eerste vlucht.
Voedsel
Bosuilen zijn geduchte predatoren, die vooral in de schemering, even na zonsondergang of kort voor het ochtendkrieken op jacht gaan Op hun menu staan gevarieerde spijzen, waaronder allerlei kleine knaagdieren, vleermuizen, vissen, kikkers, slangen, kleine vogels, slakken, wormen en grote insecten.
Gedrag
Bosuilen kunnen zich erg agressief gedragen wanneer ze zich bedreigd voelen. De jongen mogen er hulpeloos uitzien, maar nemen instinctief een dreighouding aan wanneer
ze buiten het nest tegen vijanden aanlopen. Ze zetten dan al hun veertjes op en openen de vleugeltjes om groter te lijken en meer indruk te maken I
Verwante soorten
De Oeraluil (Strix uralensis) en de Laplanduil (Strix nebulosa) zijn naverwant en ook uiterlijk nogal eender, maar in hun verspreiding tot Noord- en oostelijk Midden Europa beperkt; hun arealen reiken verder noordwaarts dan dat van de Bosuil.
Ecologie en bedreigingen voor de soort
Een nachtroofvogel uit bosrijke streken
De Bosuil heeft een omvangrijk verspreidingsgebied dat mede grote delen van Europa omvat. Bovendien is hij vrij algemeen in ons werelddeel, en zeker niet bedreigd in zijn voortbestaan; wat dat betreft verschilt hij van veel andere roofvogels.
Groot areaal
De Bosuil is een standvogel, en tevens een van de meest verbreide uilen in Europa; je vindt hem van Engeland (niet Ierland!) en Spanje tot diep in Rusland en ook nog veel verderop, in Zuidoost-Azië. Hij komt ook rond de Middellandse Zee voor, inclusief Noord-Afrika en het Nabije Oosten. Hij ontbreekt echter in de meest noordelijke gebieden, zoals llsland, Noord-Scandinavië en Siberië. In onze omgeving is
hij vrij algemeen in bosrijke streken (uitgezonderd Noordoost-Nederland). In Nederland leven circa 5000 broedparen, in België half zo veel; echt algemeen is hij in Frankrijk (circa 100.000 broedparen).
De Bosuil is een echt nachtdier, maar je ziet hem over dag wel eens in de zon zitten dommelen, op een knotwilg of een tak in een boom.
Voederen, beschermen
In stadsparken zo goed als meer natuur lijke bossen doet men Bosuilen groot plezier met speciaal voor hen ontworpen nestkasten, ter vervanging van oude, holle bomen, die steeds zeldzamer worden!
Overal waar bomen staan
Bosuilen houden van bosrijke streken, vooral van een omgeving met oude loof bossen; maar ze leven ook in gemengde bossen en zelfs pure naaldbossen. In feite kun je ze overal tegenkomen waar wat bomen bijeenstaan; ook in boomgaarden, parken en tuinen, op lommerrijke begraaf plaatsen, zelfs in steden! Ze ontbreken echter in berggebieden boven 1500 m. Hun voedselkeuze is gevarieerd; op hun menu staan meer dan honderd soorten dieren. Daardoor kunnen ze naar verkiezing in zeer uiteenlopende landschappen leven.
Honkvast dier
De Bosuil is een uitgesproken standvogel, die zijn hele leven op dezelfde plaats blijft wonen, zomer en winter. Dankzij zijn
ijzeren gestel hoeft hij zelfs strenge winters met een dik pak sneeuw niet te vrezen. Hij hoeft dus ook niet uit te wijken naar warmere oorden. Omdat hij van zoveel verschillende prooien kan leven, vindt hij altijd wel genoeg te eten. De jongen gaan evenmin graag op reis, ook niet als ze zelfstandig zijn geworden; ze zoeken dan wel eigen territoria, maar zwerven daarbij niet ver weg (hoogstens 20 km) en vestigen zich meestal dicht bij het domein van hun ouders.
Scherpe oren
Bosuilen hebben, zoals alle nachtroofvo gels, een zeer verfijnd gehoororgaan, dat hen helpt in het donker te jagen. Hun grote gehoorscherpte is te danken aan de gelaatssluier, die door zijn bijzondere vorm geluidstrillingen kanaliseert in de richting van de gehoorgangen