De Matkop is in de Lage Landen een vrij algemene standvogel van bosrijke streken.Herkenning levert vaak problemen op, want de vogel lijkt verwarrend veel op de Glanskop. Ervaren vogelaars kunnen beide soorten met grote zekerheid aan de roepgeluiden onderscheiden.
De zustersoort van de Glaskop
Het onderscheid tussen de Matkop en zijn dubbelganger de Glanskop, is niet makkelijk vast te stellen, en stelt zelfs de ervaren vogelaar voor problemen. Om de soort met zekerheid te kunnen determineren is goede waarneming van het verenkleed een vereiste en bovendien moet de waarnemer vertrouwd zijn met de zang en de roep-in het geheugen laten inprenten.
Een ‘grijze mees’
Samen met de Glanskop, de Zwarte mees en de (niet in West-Europa voorkomende) Bruinkopmees en Rouwmees behoort de Matkop tot de informele groep der ‘grijze mezen’. De Zwarte mees is gemakkelijk van de rest te onderscheiden door zijn witte achterhoofd en de witte strepen op de vleugel. Ook heeft hij een grotere zwarte bef. Het verschil tussen de Matkop en de Glanskop is niet gemakkelijk te zien en kan alleen worden vastgesteld op grond van kleine details, die niet altijd goed te zien of te beoordelen zijn.
Dubbelgangers
De Matkop en de Glanskop hebben beide een zwarte bovenkop, witte wangen, een zwart befje en vuilwitte onderdelen. Bij beide vogels zijn de rug en de vleugels bruingrijs, net als de staart, die meer of minder wit op de zijrand laat zien. Het verschil spitst zich toe op details die zich moeilijk objectief laten beoordelen. Bij de Matkop glanst de zwarte kruin niet zo mooi als bij de Glanskop, maar dat verschil is op foto’s vaak beter te zien dan in het veld. Het zwarte befje is bij De Matkop iets groter dan bij de Glanskop, waar het minder ver op de keel en de wangstreek doorloopt. Het wit van de wangen loopt bij de Matkop iets verder naar achteren door, waardoor het lijkt of hij een dikkere hals heeft. Verder vertoont het verenkleed van de Matkop een lichtere, bij een bepaalde slijtingsgraad bijna witte vlek op de ingevouwen vleugel, en tot slot hebben de zeemkleurige flanken een warmere tint.
De Matkop leeft voornamelijk van insecten, maar neemt in de winter ook genoegen met zaden en bessen.
Herkenning aan de zang
Eigenlijk zijn alle ‘grijze mezen alleen met zekerheid te determineren aan de hand van de zang en vooral de roepgeluiden die ze produceren. De roep van de Matkop wordt omschreven als een nasaal, gerekt “dèèh dèèh dèèh”, terwijl de Glanskop een explosiever “pie-tsjè-tsjè-tsjè’ laat horen, bijna als een scheldende of ongeruste Koolmees.Ook de zang is anders: een langzaam, fluitend “pjuu pjuu pjuu”, geen klepperend, monotoon “tjip-tjip-tJip” als bij de Glanskop. Maar de zang varieert per regio; de nominaatvorm in de Alpen zingt meer op één toon dan de ondersoort rhenanus in het West-Europese laagland. Dat is ook het enige verschil tussen die ondersoorten.
Broedgewoonten
In één opzicht verschilt de Matkop op heel bijzondere wijze van alle andere Europese mezensooflen: hij kan een nesthol uithakken in een boom. Andere mezen moeten genoegen nemen met verlaten spechtenholen, maar Matkoppen kunnen in zacht, rottend hout zelf een hol uithakken. Dat doen ze op demanier van spechten met de snavel. Het vrouwtje legt tussen eind april en juni 6 tot 9 eieren. Matkoppen maken ook minder vaak gebruik van nestkastjes dan andere mezensoorten.
Verwante soorten
Behalve de Matkop komen in West-Europa nog vijf andere mezen uit het geslacht Pams voor: Koolmees (P. majoì, Pimpelmees (P. caeruleus), Zwarte mees (P. ateì, Glanskop (R palustris) en Kuifmees (P. cristatus). In Noord-Europa komt de Bruinkopmees (P. cinctus) voor, in Midden-Rusland de Azuurmees (P. cyanus) en in Zuidoost-Europa de Rouwmees (P. lugubris). De naaste verwanten van Matkop en Glanskop buiten Europa zijn de Amerikaanse matkop (P. atricapillus), de Chinese glanskop (P. hypermelas) en de Tian-Shanmatkop (P. songarus).
Ecologie en bedreigingen voor de soort
Een vrij onbekende mees
De Matkop is een vrij algemene, maar desondanks onbekende en ook weinig bestudeerde mees in ons deel van Europa. Dat komt omdat het vaak lastig is om hem met de vereiste zekerheid van de Glanskop te onderscheiden. Bovendien is hij niet graag in de nabijheid
van mensen. Hij wordt dan ook maar zelden in parken of tuinen gezien.
Onbekende mees
De Matkop behoort, samen met de Glanskop, Pimpelmees, Koolmees, Zwarte mees en Kuifmees tot de algemenere mezensoorten in ons land, maar is bij het grote publiek nauwelijks bekend. Zelfs door ornithologen werd hij pas laat in de 19de eeuw als aparte soort naast de Glanskop herkend; eerder plaatste men ze samen in Pams palustrls s.l., de ‘Zwartkopmees’. Ook nu nog hebben minder ervaren vogelaars vaak moeite om beide soorten uit elkaar te houden. Matkoppen scharrelen het liefst rond in de ondergroei van vochtige bossen.
Moeilijk waarneembaar
De betrekkelijke onbekendheid met deze mees, anders dan met zijn naaste verwanten, wordt mede in de hand gewerkt doordat hij zich zelden in de directe omgeving van mensen vertoont. ‘s Winters wil hij nog wel eens met andere mezen meekomen naar een voedertafel op het platteland, maar in het algemeen verblijft hij in de bossen. De beste kansen om de vogel te zien doen zich voor in dichte, donkere, vochtige bossen met veel oud en dood hout.
Ondersoorten
Behalve P. montanus montanus uit de Alpen komen in Europa nog voor: P. m. rhenanus (West-Europa), P. m. borealis (Noord-Europa), P. m. salicarjus (Centraal-Europa), P. m. kleinschmidti (Britse eilanden) en P. m. transsylvanjcus (Zuidoost-Europa).
Vochtige bossen
Matkoppen houden van vochtige bossen zoals grienden en ooibossen langs rivieren. In feite gaat het ze om de aanwezigheid van rottend hout, dat in vochtige bossen van nature meer voorkomt. Matkoppen willen namelijk zelf hun nestholte uithakken, maar kunnen dat niet in hard, levend hout. Matkoppen worden ook wel in andere, drogere bostypen (zoals lichte taigabossen) gezien, mits er zieke en dode bomen voorkomen. In hun woonplaatskeuze laten Matkoppen zich blijkbaar ook leiden door de aanwezigheid van dicht onderhout, waar ze de meeste tijd doorbrengen. De boomkruinen laten ze graag voor andere mezen vrij.
Minder kouwelijk
De grens van het areaal van de Matkop loopt niet ver ten zuiden van Nederland. Feitelijk komt de vogel alleen nog in Noord- en Oost-Frankrijk voor, en verder in Midden- en Noord-Europa. De Glanskop gaat verder zuidwaarts, tot in de Pyreneeën en Italië, maar mijdt het hoge noorden van Europa.
Voederen, beschermen
Hoewel Matkoppen mensen mijden, willen ze ‘s winters wel eens voedertafels bezoeken die goed voorzien zijn van zonnebloemzaden. En bij gebrek aan rottende bomen waar ze een nestholte in kunnen uithakken, nemen ze heel af en toe nestkastjes aan.