De Groene boompieper broedt in Siberië en Noordoost-Rusland en overwintert in bosrijke landschappen in Zuid- en Oost-Azië. Tijdens de trek verdwalen geregeld kleine aantallen van deze zangvogels tot diep in andere werelddelen, waaronder West Europa. Ze zijn door hun olijfgroene rug van de verwante Boompieper te onderscheiden.
Een vrij herkenbare pieper
De Groene boompieper, die ook wel Siberische boompieper, Indische boompieper en Hodgson-pieper wordt genoemd, lijkt zowel uiterlijk als door zijn roepgeluiden veel op de (gewone) Boompieper (Anthus trivia/is). Gelukkig heeft hij enkele kenmerken waardoor hij met zekerheid van zijn naaste verwanten kan worden onderscheiden.
Herkenbare rug
De vele soorten piepers (Anthus-soorten) zijn heel lastig uit elkaar te houden. Welbeschouwd is de Groene boompieper een van de best herkenbare soorten. Bij de determinatie kan het gedrag van de vogel een grote hulp zijn. Alle piepers wippen af en toe met de staart, maar de Groene boompieper doet dat vaker en energieker dan de anderen. In morfologisch opzicht verschilt de vogel duidelijk van zijn naaste verwanten door zijn groenachtige kleur van de boven delen, en de nauwelijks gestreepte rug en mantel.
Kenmerkend koppatroon
Verder onderscheidt deze pieper zich door de kopbevedering. De kruin is olijfgroen met zwarte, overlangse strepen, waarbij de aangrenzende, witachtige wenkbrauwstrepen opvallend afsteken. De wenkbrauwstrepen worden in de richting van de snavel geelbruin en zijn aan boven- en onderzijde zwart afgebiesd. Let bij twijfel op de achterzijde van de wangstreek: daar moeten een zwart en een wit vlekje zichtbaar zijn. Die vlekjes wijzen in de richting van een Groene boompieper. Ook de krachtige, bruinzwarte streping van de borst is een goed kenmerk. De streping loopt door op de flanken, maar ontbreekt op de buik volledig Op de vleugels zijn twee lichtgele strepen te zien. De staart, tot slot, is olijfbruin met witte zijranden.
Net als alle piepers brengt de Groene boompieper veel tijd door op de grond en bouwt daar ook zijn nest.
Verwisselbare roepgeluiden
De roepgeluiden en de zang van de Groene boompieper lijken sterk op die van de Boompieper en de Roodkeel pieper. De gewone contactroep is een hoog, luid “spiek” of “spiets”. De alarmroep is een hoog, krachtig
“sief’. Een ander, af en toe gehoord roepje is een zacht “tsie”, dat ook weer sterk doet denken aan dat van de Boom- en Rood keelpieper.
De zang klinkt als “tsiep tsiep tsia tsia”, vergelijkbaar met de roep van de Boompieper maar hoger van toon. Bovendien zijn de strofen korter en wordt het liedje snel en maatvast voorgedragen.
Andere piepers brengen de meeste tijd op de grond door, maar de Groene boompieper brengt zijn zang vanuit een boom ten gehore.
Broedgewooonten
Groene boompiepers broeden op de grond. Ze leggen hun eieren in een kuiltje dat wordt bekleed met gras, mos en stengeitjes. Het vrouwtje legt drie tot vijf eieren die ze vervol gens zelf in ongeveer twaalf dagen uitbroedt. De jongen worden door beide ouders groot gebracht op een menu van insecten. Naderhand nemen ze de eetgewoonten van de volwassen vogels over. Die eten veel insecten, maar daarnaast ook wel zaden.
Verwante soorten
In West-Europa broeden vijf soorten piepers, daarnaast zijn er vijf andere die doortrekker of dwaalgast zijn. De Boompieper (Anthus trivialis) is wijdverspreid in bossen en andere I boomrijke landschappen. Hij heeft een bruine, duidelijk gestreepte mantel en een bruine snavel met roze snavelbasis. De Roodkeelpieper (A. cervinus) broedt in de drassige graslanden en rnaerassen met verspreide wilgen in het arctische noorden van Europa. De vogel passeert West-Europa alleen tijdens de trek en is te herkennen aan zijn roestbruinrode gelaat, keel en boven borst. De snavel is bruin met een gele basis.
Ecologie en bedreigingen voor de soort
Een zwerflustige taigabewoner
De Groene boompieper is een zeldzame dwaalgast in West-Europa, maar is in Azië wijdverspreid. Hij broedt vooral in lichte taigabossen in Siberië en Noordoost-Rusland, maar overwintert in Zuid- en Oost-Azië. Tijdens de trek wijken individuen soms ver van de gebruikelijke trekroutes af .
Veel in taigabossen
De Groene boompieper broedt in Noord Eurazië (Noordoost-Rusland, Siberië, Mongolië, Japan en de Centraal-Aziatische berglanden). In Siberië woont hij in de taigabossen, vooral in die waarin sparren en zilversparren domineren en waar het kronendak vaak nog meer gesloten is dan in de bossen waarin de (gewone) Boom pieper voorkomt. Maar hij komt ook voor in struwelen, op grazige hellingen, aan rivier oevers en in de randzone van moerassen. De Groene boompieper trekt heen en weer tussen de boreale taiga en de warmere delen van Azië .
Groot areaal
Het totale verspreidingsgebied van de Groene boompieper is zeer omvangrijk en telt miljoenen km’, In de broedtijd is de soort in het noorden van Eurazië te vinden, van het Petsjora-stroomgebied tot Straat Bering. Hij overwintert in Zuid-Azië (van de Perzische Golf oostwaarts tot Indonesië) en verderop in Oost-Azië (Filipijnen, China, Korea en Japan).
Op dwaalwegen naar oost en west
Om de overwinteringsgebieden te bereiken, maken Groene boompiepers lange reizen. Daarbij volgen sommige individuen dwaal wegen die hen ver buiten het normale verspreidingsgebied brengen. Zo komen deze vogels vooral in de late herfst als dwaalgast op de Aleoeten en de westkust van Alaska en zelfs in West-Europa voor.
In West-Europa is de soort waargenomen van Scandinavië via Helgoland en de Lage Landen tot op de Britse eilanden, in Frankrijk en zelfs in Spanje .
Status van de soort
De Groene boompieper wordt niet als bedreigde soort gezien. De wereldpopulatie is waarschijnlijk zeer omvangrijk, want alleen al in Europees Rusland werden in 2004 zo’n 25.000 tot 50.000 broedparen ofwel 75.000 tot 150.000 individuen geteld.
Records gebroken
Er is ook een geval bekend van een Groene boompieper die, nadat hij Alaska hadbezocht, tot in Californië verder trok naar een eilandje op 4 kilometer afstand van San Franciscol Daar trok hij door zijn golvende vlucht en hoogst ongewone roepgeluiden op 26 september 1998 de aandacht van een bioloog. Na zorgvuldige bestudering van het verenkleed, de snavelvorm en het gedrag kon die onderzoeker hem als Groene boompieper determineren. De onderzoeker wist hem zelfs een ring om de poot te doen.
Naamkunde
Anthus hodgsoniisin 1907 beschreven door Charles Wallace Richmond (1868- 1932) en genoemd naar de eveneens Engelse ornitholoog Brian Houghton Hodgson (1801-1894). Hodgson bracht veertig jaar in Azië door en verzamelde daar bijna 10.000 vogels, die hij nader- hand overdroeg aan het British Museum.
Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit. Ut elit tellus, luctus nec ullamcorper mattis, pulvinar dapibus leo.