De Dwerguil is een kleine nachtroofvogel met veel roestbruin en wit in het verenkleed. Het is een bijzonder soort uil, omdat hij overdag actief is. Hij hoort thuis in naaId wouden in Noord-Europa en de Midden-Europese gebergten. Ooit is hij enkele malen als dwaalgast in België waargenomen. In Midden-Europa is hij schaars, maar hij handhaaft zich wel.
De kleinste uil van Europa
De Dwerguil wordt niet langer dan 17 cm en is daarmee de kleinste Europese uil; hij is zelfs nog iets kleiner dan de Spreeuw. Toch is zijn gestalte onmiskenbaar uilachtig en lijkt in niets op zangvogels. Hij heeft een dikke, ronde kop op een klein, gedrongen lichaam met een kleedje van lange, nogal ruige veren.
Goede camouflage
Dankzij zijn bruine, witgevlekte veren kleed kan de Dwerguil zich gemakkelijk onvindbaar maken in de boomkruinen, vooral ‘s winters, als er veel sneeuw op de takken ligt. De telgele. dicht bijeenge plaatste ogen geven het gelaat die typi sche roofvogelblik. Daaronder is de kleine, geelgroene haaksnavel goed zichtbaar.
De jongen lijken snel op de volwassen dieren, al zijn ze minder krachtig gevlekt en lijken ze over het geheel iets donkerder van kleur.
Ook overdag actief
Officieel zijn Dwerguilen nachtrootvogels, maar overdag zijn ze toch behoorlijk actief. Wel houden ze van licht dat met
de duisternis speelt; dus jagen ze vooral in de ochtend- en avondschemering, en laten ze ook dan hun roep het vaakst horen. Midden op de dag schuilen ze weg. Wel vatten ze na zonsondergang het voor uilen normale nachtleven aan, al maken ze zich ‘s nachts niet heel druk, want in totale duisternis zien ook zij niet zo best.
Boomvogel
Net als de meeste uilen zijn Dwerg uilen uitgesproken boombewoners. Als ze niet vliegen, zitten ze ergens
in een boom; maar op de grond zul je ze zelden zien. Hun nest richten ze in een boomholte in, en dan doorgaans in oude spechtenholen. Zulke holen hakken spechten vooral in oude naald bomen uit. Wanneer de winter ten einde loopt, gaat het Dwerguilmannetje vlijtig op zoek naar zo’n broedkamertje. Heeft hij er een gevonden, dan laat hij het trots aan zijn vrouwtje zien, voor wie in het nest al wat lekkere hapjes liggen te wachten.
Groot broedsel
In deze voor de paarvorming zo cruciale periode laat het DwerguiI mannetje ook zijn zang horen, wederom vooral in de ochtend- en avondschemering: een nogal eentonig, ritmisch herhaald, fluitend “djuu” of “piuu”, soms stijgend van toon. Die zang wordt vanuit een boomtop voorgedragen. Heeft het vrouwtje het nest aanvaard en is er aldus een broedpaar gevormd, dan legt ze daar drie tot zeven eieren, die ze vervolgens zelf uitbroedt. Meestal worden de jongen al vroeg in de zomer zelfstandig en zeggen ze hun ouders vaarwel.
Voedsel
Dwerguilen vangen kleine prooien die ze in hun geheel verorberen. Is de vertering vol tooid, dan worden de haren en botjes in de vorm van een braakbal naar buiten gewerkt. Spitsmuizen en kleine knaagdieren (vooral woelmuizen) vormen het hoofdvoedsel. Het menu wordt aangevuld met vogels, die soms even groot zijn als de Dwerguil zelf (bijv. spechten). Maar doorgaans slaan ze zangvogeltjes zoals mezen, boomkruipers en vinken, en dat dan meestal in de vlucht. Dikwijls slepen ze prooien mee naar het nest en maken daarvan een voorraadje.
Verwant soorten
In de familie Strigidae worden alle uilen samengevat, behalve de kerkuilen. De Dwerguil lijkt, wat de Europese uilensoorten betreft, nog het meest op de Steenuil (Athene nociue) die echter flink wat groter wordt (22 cm). De Ruigpootuil (Aegolius funereus) heeft in Eurazië een sterk overeen komstig areaal in de boreale taiga, maar wordt veel groter (26 cm) en heeft een dikke kop met een heel opvallende, witte gelaatssluier.
Ecologie en bedreigingen voor de soort
Een uil van kille naaldwouden
De Dwerguil is geen bedreigde diersoort. Wel is hij in zijn verspreiding vrijwel beperkt tot de continentale gematigde zone in het noorden van Eurazië, meer speciaal tot boreale taiga bossen. Daarbuiten komt hij alleen plaatselijk in de Midden-Europese gebergten voor en vooral daar heeft hij toezicht en goede bescherming nodig.
Complexe leefomgeving
In de Midden-Europese gebergten leven Dwerguilen meestal op hoogten tussen 1000 en 2500 m, in gemengde, goed gelaagde bossen met veel naaldhout zoals zilversparren en alpendennen. De gunstigste omstaniligheden vinden ze op lichtbeboste, natte plaatsen waar ook wat loofhout groeit, zoals bij bronnen en beekjes. Daar wemelt het immers van de insecten, een belangrijke prooisoort voor Dwerguilen. Maar ook op kapvlakten en in brandgangen vinden ze goede jachtgelegenheid. Dwerguilen zijn sterke vogels die van nature gewend zijn aan het leven in een koude omgeving.
Noordelijke herkomst
Voor ons zijn de broedplaatsen in de Alpen en de Duitse middelgebergten (tot in de Harz) het dichtst bij huis, maar de soort is hier schaars. Daarentegen zijn Dwerguilen vrij algemeen in de uitgestrekte, uit naaldbomen en berken samengestelde taigabossen in Noord-Europa en Siberië. Daar komen ze ook in het laagland voor. Ze gedragen zich overwegend als standvogel. Wel zwerven eerstejaars jongen soms ver weg van het ouderlijk nest. Maar alleen in bitter koude winters zie je hele populaties over grotere afstanden zuidwaarts wegtrekken.
Status van de soort
In Midden-Europa is de Dwerguil een tamelijk zeldzame soort in de Franse Alpen komen nauwelijks honderd broedparen voor ;in de Duitse rniddlelgebergten nog minder. Maar alle gevaren ten spijt blijken deze dieren toch in staat zich op de meeste plaatsen te handhaven.
Natuurlijke vijanden
Roofdieren vormen een groot gevaar voor deze kleine uilen. Daartoe behoren kleinere zoogdieren uit de bossen: marters en wezels kunnen tegen boomstammen opklimmen en de nesten van Dwerguilen plunderen Ook sommige roofvogels jagen op Dwerguilen. De Havik is een geduchte vijand, evenals de Bosuil, een veel groter soort uil.
Steeds minder oude bomen
Ogenschijnlijk is er met de habitat van de Dwerguil in ons werelddeel weinig aan de hand; de Europese taiga- en bergwouden vormen een gezonde leefomgeving. Maar overal wordt intensieve bosbouw bedreven en de daarmee verbonden technieken kunnen voor Dwerguilen slecht uitpakken. Door uitkap en kaalkap verdwijnen oude, onrendabel geachte bomen in hoog tempo. Daardoor raken veel uilen (en andere vogels) hun nestholen kwijt.
Beschermen
Om de Dwerguil in Midden-Europa te kunnen behouden zijn bosbeheersvormen vereist die recht doen aan boombewo nende vogels. Het is vooral van belang gemengde bossen met een rijke samen stelling en veel oude bomen te behouden.
Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit. Ut elit tellus, luctus nec ullamcorper mattis, pulvinar dapibus leo.