De Zwarte mees onderscheidt zich van andere mezen door de witte nekvlek achter de zwarte kruin. Hij is de kleinste van al onze mezen. Hij laat zich niet gauw door de kou verdrijven uit de naaldbossen waarin hij leeft, althans niet op onze gematigde breedten. Hij is weinig schuw en bezoekt geregeld tuinen om voedsel te halen en soms zelfs om te broeden.
Onze kleinste mees
De Zwarte mees lijkt uiterlijk en in zijn gedrag veel op andere mezen, maar is op grond van een paar bijzondere eigenschappen als soort gemakkelijk te herkennen.
Bijzondere kenmerken
De Zwarte mees is een piepklein zangvogeltje met een slank snaveltje en grijze bovendelen waarop zich al naargelang het herkomstgebied nu eens blauwe en dan weer olijfgroene tinten aftekenen.De zwarte kop met witte wangen springt door het kleurcontrast sterk in het oog. Omdat dit vogeltje allerminst schuw is, is het mogelijk alle details van het verenkleed goed te bestuderen. Zo laat zich vaststellen dat hij ook een kenmerkende witte vlek in de nek heeft.
Naaldbomen
Wie Zwade mezen wil bekijken kan het best de bossen intrekken, al is in parken met veel coniferen de kans ook redelijk groot om de vogeltjes aan te treffen. De soort is namelijk sterk gebonden aan naaldbossen met sparren of dennen, eventueel met bijmenging van loofhout. Zwarte mezen vinden al hun voedsel in de vorm van zaden en insecten op de takken van naaldbomen. Omdat ze zo klein zijn, hebben Zwarte mezen een snelle stofwisseling en moeten ze de hele dag eten. Vandaar hun rusteloze aard. Ze scharrelen voortdurend rond in de bomen en hangen daarbij vaak ondersteboven aan dennenkegels.
Holenbroeder
Ook voor nestgelegenheid zijn Zwarte mezen op bomen aangewezen, want ze broeden in boomholtes. De broedparen vormen zich in de vroege lente en gaan in april tot de nestbouw over. Daarvoor zoeken ze een holte in een boomstam of een oude stronk. Soms nestelen ze zelfs in een holletje in de grond, bijvoorbeeld in een aarden of stenen wal. In de nestholte leggen beide broedpartners samen een dik tapijt van mos, veertjes en haren aan. De Zwarte mees is een zeer beweeglijk vogeltje, dat bij het voedselzoeken vaak ondersteboven aan takken hangt
Vruchtbaar vogeltje
In dat comfortabele, veilige onderkomen legt het vrouwtje vanaf half april een flink aantal (7 tot 11) eieren. Gewoonlijk wordt later in het seizoen een tweede legsel geproduceerd, zodat één broedpaar met een beetje geluk wel twintig jongen per jaar kan grootbrengen. De kleine eieren zijn roomwit met bruine vlekjes. Ze worden door het vrouwtje in twee weken uitgebroed. Daarna worden de jongen nog drie weken door beide ouders gevoerd.
Voedsel
Zwarte mezen zijn ingesteld op een zeer volledig dieet van zowel dierlijk als plantaardig voedsel. In de zomermaanden jagen ze op insecten, zowel in schorsspleten als tussen het loof aan de takeinden. Je ziet ze dan vaak bedrijvig om de kronen van naaldbomen heenfladderen. Favoriete prooidieren zijn kleine kevers, vliegen en muggen, rupsen en andere larven. ‘s Winters is zulk voedsel schaars en dan eten Zwade mezen zaden uit sparren- en dennenkegels, die ze tussen de kegelschubben vandaan peuteren met hun in vergelijking met andere mezen, vrij lange snavel.
Verwante soorten
De Koolmees (Pams majoì is een wat grotere, vrij nauwe verwant, herkenbaar aan de heldergele borst en buik waarop zich een zwarte middenstreep aftekent die van de zwarte keelbef doorloopt tot op de staart (bij vrouwtjes daar vager). Een andere nauwe verwant is de Pimpelmees (Parus caeruleus) met een blauwe kruin en ook veel blauw op de vleugels. Beide soorten zijn bij ons zeer algemeen.
Ecologie en bedreigingen voor de soort
Een niet-bedreigde naaldbosbewoner
De Zwarte mees is wijdverspreid in Europa. Alleen in het uiterste noorden komt hij niet voor. Op onze breedten gedraagt hij zich als standvogel, maar hoog-noordelijke populaties trekken voordat de vorst invalt naar het zuiden. Ze slaan dan in grote troepen aan het zwerven en komen bij duizenden de gelederen in West-Europa versterken.
Gedeeltelijk trekvogel
De in West- en Midden-Europa broedende Zwarte mezen zijn echte standvogels, die zich hoogstens een paar kilometer van hun broedplaats begeven om voedsel te zoeken. De Zwarte mezen uit Noord-Europa zijn goed aangepast aan het leven in de koele naaldbossen aldaar, maar toch niet opgewassen tegen de extreem barre winters in Scandinavië en Rusland. Uit die gebieden trekken ze weg naar West- en Zuid-Europa, waar ze zich onder de plaatselijke standvogels mengen. Zwarte mezen bezoeken vooral’s winters geregeld voedertafels in tuinen.
Sociale vogeltjes
Tijdens zulke migraties of ‘s winters meer in het algemeen, vormen Zwarte mezen vaak groepjes. Groepsgewijs begeven ze
zich dan naar gebieden waar veel zaden te vinden zijn, vooral in naaldbossen en gemengde bossen, maar ook in grienden langs rivieren, houtwallen en bosjes op het platteland, en zelfs in tuinen. Af en toe zoeken Zwarte mezen het gezelschap van andere mezensoorten, goudhaantjes en meer zulke kleine, bosbewonende zangvogels, om gezamenlijk op voedseljacht te gaan.
Voederen, beschermen
In een omgeving met veel naaldbomen vinden Zwarte mezen altijd voldoende te eten en zijn ze minder geneigd om voedeftafels te bezoeken. Maar vooral wintergasten zijn blij met een netje met zonnebloempitten, een vetbol of een bakje gemengde zaden.
Aanpassingsvermogen
Zo weet de Zwarte mees zich voor zo’n klein vogeltje wonderbaarlijk aan te passen aan winterse omstandigheden. Omdat de vogeltjes aan het eind van de takken van sparrenbomen voorraadjes zaden aanleggen, hebben ze in tijden van voedselschaarste altijd iets te eten. De Zwarte mees heeft een grote voortplantingscapaciteit, zodat hoge sterfte in koude winters snel wordt gecompenseerd.
Beperkte bedreigingen
Zwarte mezen hoeven niet te vrezen voor het verdwijnen van hun habitat. Naald bossen vormen in Europa een stabiele leefomgeving. Omdat Zwade mezen in holen broeden, is hun broedsel goed beschermd tegen predatoren zoals marters en kraaien. Bovendien zijn de meeste Zwarte mezen standvogels, dus vrijgesteld van de risico’s die aan de trek verbonden zijn. Barre winters en milieuschade aan bossen door bijvoorbeeld zure regen zijn de voornaamste problemen op hun levenspad.
Waar zie je ze?
In de broedtijd zitten Zwarte mezen vooral in naaldbossen op onze hogere zandgronden. In de herfst komen ze meer verspreid voor, mede door deinstroom van wintergasten. Ze mijdekale polderlandschappen.