De Goudlijster dankt zijn naam aan de fraaie gouden grondkleur die tussen de vele zwarte vlekjes op de bovendelen zichtbaar is. Verder verschilt hij van andere lijsters door zijn kloeke formaat en de eigenaardige zang. Hij broedt in hoofdzaak in Siberië en is in West-Europa alleen als zeldzame dwaalgast te zien.
Een schuwe vogel met bonte veren
Wanneer een Goudvink-mannetje in de struiken wegduikt en zich onzichtbaar maakt, vang je even een glimp van zijn witte stuit op, eerder nog dan van de helderroze borst waarom hij zo wordt geprezen. Verder is het verenkleed minder opvallend: de rug is blauwgrijs, de recht afgesneden staart, het gelaat, de bovenkop en de vleugels kegelvormige snavel. Vrouwtjes en jonge vogels hebben ook die zwarte staaft en witte stuit, maar bij hen is de borst bruinachtig en de jongen hebben nog geen zwart petje op.
Wat de naam betreft…
De wetenschappelijke naam Pyrrhula is afgeleid van Grieks purros ‘vuurrood’ , een ‘rood vogeltje’, dus. Het woord vink
wordt verklaard als nabootsing van het geluid, evenals Oudhoogduits fincho, Latijn pincio en Grieks spinggos.
Verzot op struikgewas en ooftbomen
Men vindt de Goudvink in uiteenlopende habitats, waar echter wel steeds bomen en struiken aanwezig moeten zijn: heggen, struwelen, bossen, parken en tuinen. ‘s Winters bezoeken Goudvinke graag boomgaarden met ooftbomen, waarvan ze de knoppen eten. In die tijd komt men ze het vaakst tegen, want geregeld laten zich dan paadjes zien in tuinen aan de randen van de stad. Anders dan de meer gewone tuinvogels zijn Goudvinken uiterst vreedzaam; ze verdedigen geen territorium en zitten eendrachtig naast elkaar rond de voerbak te eten
Bouwlustig vrouwtje
Vanaf eind maart bouwen de Goudvinken hun nestjes, ongeveer 1,5 m hoog boven de grond in een boom of een struik. Het vrouwtje werkt dan vlijtig aan een bouwsel van dunne twijgjes, plukjes mos en korstmos. Het vrij omvangrijke, komvormige nest wordt bekleed met allerlei haren en wortelpluis. Het vrouwtje deponeert daar twee legsels van 4 tot 6 eieren, tussen half april en half augustus.
Drukke broedtijd
De nestjongen hebben een dichte, dikke jas van donkergrijze donsveertjes. Zowat elk half uur worden ze door hun ouders gevoerd met spinnen, vliegen en slakken (met of zonder huisje). Ook na het eerste uitvliegen (als ze ‘vliegvlug’ zijn) blijven ze nog 12-14 dagen afhankelijk van hun ouders. Na een jaar gaan ze zelf aan de voortplanting deelnemen.
Voedsel
Goudvinken eten meestal als paartje samen, aan een bosrand of in een heg. Ze verbergen zich snel als je nadert. Ze bezoeken geregeld tuintjes, vooral in een omgeving met veel boomgaarden, maar houden zich altijd verborgen in de dekking van begroeiing. ‘s Winters eten ze zaden en bessen van bomen en struiken zoals vlier, rozen en lijsterbes; daar komen ze ook in parken en tuinen op af. Met hun krachtige snavel kunnen ze harde zaden openen en de inhoud opeten. Aan het eind van de winter, wanneer vruchten schaars worden, schakelen ze over op knoppen van loofbomen. In de zomer maken ze jacht op kleine insecten, die onmisbaar zijn als voedsel voor de opgroeiende jongen. De jongen worden zeer geregeld gevoerd, door beide ouders
Verwante soosten
De Goudvink heeft een iets kleinere snavel dan zijn naaste verwanten, zoals Appelvink (Coccothraustes coccothraustes), Keep (Fringilla montifringilla) en Vink (Fringi/la coelebs). De Appelvink is ook verder wat groter en heeft een kortere staart. Bij de Keep is de borst meer oranje.
Ecologie en bedreigingen voor de soort
‘s Winters te gast in de boomgaard
Goudvinken blijven het hele jaar als paartje bij elkaar; daarin verschillen ze van de meeste andere vogels uit onze tuinen. Het zijn standvogels, maar in de winter zwerven ze dikwijls in groepjes van 3 tot 8 dieren rond in parken, tuinen en boomgaarden, op zoek naar voedsel.
Razzia op knoppen
Goudvinken eten vooral zaden, maar in de late wintermaanden zijn ze van nood aangewezen op andere voedselbronnen. Dan schakelen ze over op knoppen van bomen. Omdat ze daar in groepjes op aanvallen, blijven boomgaarden soms flink gehavend achter, alsof er een razzia heeft plaatsgevonden.Boomkwekers zijn soms minder gelukkig met de aanwezigheid van Goudvinken, want ze kunnen veel schade toebrengen aan knoppen en bloesems van fruitbomen. De omvang van de schade verschilt per gebied en per jaar, maar af en toe treden merkbare oogstverliezen op. Vooral boomgaarden in de buurt van bossen staan bloot aan aanvallen van Goudvinken. Na het uitlopen van de knoppen in de lente hervat de Goudvink weldra zijn gewoonte om zaden te eten. Maar al doet dit verschijnsel zich van tijd tot tijd voor, toch zijn Goudvinken in hun populaties nooit zo talrijk of dicht gezaaid dat boomkwekers ernstige schade hoeven te vrezen.
Fijnproever
Blijkens onderzoek van de Franse bond voor vogelbescherming (LPO) heeft de Goudvink een duidelijke voorkeur voor de volgende ooftgewassen: appel, peer, pruim, kers en bessen. Kennelijk waarderen Goudvinken sommige vruchtrassen meer dan andere; zo zijn ze vooral dol op Williams- en Conférence-peren. Maar ze nemen desnoods ook genoegen met de gevleugelde nootjes van esdoorns.
Bedreigd door de moderne landbouw
Zoals de meeste vogels van het platteland in ons werelddeel is de Goudvink erg gevoelig voor onkruidbestrijding. De vogels krijgen gemakkelijk gif binnen als ze recent bespoten knoppen of zaden eten. Voort wordt hun habitat bedreigd door het opruimen van heggen, naar het schijnt een onontkoombaar verschijnsel bij de voortgaande schaalvergroting in de landbouw.
Status van de soort
In Nederland lijkt de soort, na een eerdere toename in de 20ste eeuw, nu redelijk stabiel. In Frankrijk gaan de populaties ondanks wettelijke bescherming zorgwekkend achteruit. Bij inventarisaties onder leiding van het Parijse Museum voor Natuurlijke Historie is tussen 1989 en 2001 een daling van de aantallen met 42% vastgesteld.
Leefgebied De Goudvink
“De Goudvink komt in heel Europa voor, behalve op Corsica en in de meest noordelijke
gebieden. Hij is ook te vinden in West- en Midden-Azië.
Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit. Ut elit tellus, luctus nec ullamcorper mattis, pulvinar dapibus leo.