Het Vuurgoudhaantje is net zo'n nietig balletje veren als het algemenere Goudhaantje. De twee zijn de kleinste vogels van Europa. Zonder zijn goudgele, zwartomrande kruin zou het Vuurgoudhaantje nauwelijks opvallen in de bossen die in Midden-, West- en Zuid-Europa zijn leefgebied vormen. De meer noordelijke populaties trekken, de zuidelijke zijn standvogel.
Een energiek vogeltje
Het Vuurgoudhaantje is de kleinste zangvogel van Europa. Hij weet zich dan ook goed te verstoppen in de begroeiing. Toch is hij allerminst schuw In de lente pronken ze trots met hun mooie kleuren en verdedigen ze fel hun broedsel. Door hun geringe formaat zijn ze ‘s winters erg kwetsbaar. Dat geldt met name voor de dieren die op onze breedte proberen te overwinteren.
Bosbewoner
Vuurgoudhaantjes leven in bossen van uiteenlopend type, maar vooral in sparrenbossen en gemengde bossen van sparren en loofhout. Maar hij broedt ook graag in vochtige wilgenbossen en soms in eiken-haagbeukenbossen. Buiten de broedtijd is hij ook vaak te gast in lage kreupelbossen met veel struikgewas.
Insectenetertje
In de winter drijft de kou deze diertjes dikwijls naar parken en tuinen, waar je ze dan gemakkelijk kunt bekijken terwijl ze op de grond naar klein gedierte zoeken. Ook ‘s zomers vormen insecten de hoofdschotel op hun menu. Ze eten kleine vlinders, larven en spinnen, die ze in de bomen onder bladen vandaan halen of uit schorsspleten opdiepen.
Diep nest
Vuurgoudhaantjes leggen veel eieren (soms wel 10) en moeten dus grote nesten bouwen om al hun opgroeiende jongen een veilig onderkomen te geven. Zo’n nest is een bolvormig, goed gesloten bouwsel met alleen een opening aan de top. Het wordt gemaakt van zachte materialen zoals mos, dennennaalden, dons en spinrag. Het wordt vaak in een hoge den of spar gebouwd, goed verborgen tussen de takken. Soms wordt het nest aan de top van een tak opgehangen, stevig verankerd aan twee stroken gevlochten bouwmateriaal. groot in nesten die ze aan takken ophangen. Vuurgoudhaantjes brengen omvangrijke, lawaaiige broedsels
Vaak twee legsels per broedseizoen
De jongen komen na twee weken uit
het ei en worden daarna ongeveer 20 dagen door beide ouders van voedsel voorzien; ze blijven al die tijd veilig in het nest. Indien nodig verdedigen de ouders hun broedsel met hoge, nerveuze piepgeluidjes, die de aandacht van potentiële nestrovers moeten afleiden. Wanneer de jongen uitvliegen, lijken ze nog niet helemaal op hun ouders. Het duurt nog een maand of drie voor ook bij hen de kleurige kruin zichtbaar wordt. Het broedpaar begint in juni of juli vaak nog aan een tweede legsel.
Jachttechniek
Je verwacht het niet van zulke kleine beestjes, maar Vuurgoudhaantjes zijn verwoede jagers. Om te eten hangen ze meestal rond bij bomen; daarvan zoeken ze de takken af, steeds stukjes fladderend, dan weer in alle standen klimmend en hangend. Intussen grijpen ze alle vliegjes en rupsjes die ze tegenkomen, want die vormen hun hoofdvoedsel. Ze nemen ze mee naar een gemakkelijke zitplaats, alvorens ze te verorberen.
Morfologìe
Ondanks hun bolle lijfje zijn Vuurgoudhaantjes heel licht gebouwd, met een smal staartje, dunne pootjes en een zeer fijn snaveltje.Daardoor kunnen ze bij de jacht op insecten allerlei acrobatische houdingen aannemen.
Verwante soorten
Het Vuurgoudhaantje behoort tot de zangers-familie Sylviidae. Zijn naaste verwanten zijn de boszangers, waaronder de wat grotere Tjiftjaf (Phyl/oscopus collybita) en de even kleine Pallas’ boszanger (P proregulus) die ook in gedrag overeenkomt en zelfs een smalle gele kruinstreep bezit.
Ecologie en bedreigingen voor de soort
Deels standvogel, deels trekvogel
Het Vuurgoudhaantje is algemeen in West- en Zuid-Europa, noordwaarts tot in Wallonië, in Nederland nog in Zuid-Limburg, op de Veluwe en andere bosgebieden op de zandgronden. Onze broedvogels trekken ‘s winters merendeels naar Zuid-Europa, maar sommige over- winteren hier en krijgen dan gezelschap van soortgenoten uit noordelijk Midden-Europa.
Bekroond vogeltje
Regulus is Latijn voor koninkje. Die geslachtsnaam kregen alle goudhaantjes vanwege hun gele of oranje kruinveertjes, waarin je wel een kroontje kunt zien. Die felle kleurtjes op het kopje dienen in feite als herkenningsteken voor soortgenoten, met name broedpartners. Vooral tijdens de balts zetten Vuurgoudhaantjes net als gewone Goudhaantjes die kruinveertjes fier overeind. Vuurgoudhaantjes zijn handige bouwmeesters, die goed weten hoe ze nesten aan takken moeten ophangen.
Beetje kouwelijk
Om zich warm te houden zetten deze vogeltjes in de winter meestal al hun veertjes op. Zo’n pluisballetje kan er deerniswekkend kouwelijk uitzien. De meeste Vuurgoudhaantjes die bij ons gebroed hebben, vertrekken in de herfst al snel naar warmere landen zoals Zuid-Frankrijk en Spanje, om pas in de lente terug te keren. Wel proberen vrij veel doortrekkers uit noordelijk Midden-Europa bij ons te overwinteren.
Voederen, beschermen
In de winter komen goudhaantjes soms bij voedertafels in rustige tuinen. Vind je een bevroren of gewond vogeltje, breng dat dan in een met watten gevoerd doosje met luchtgaatjes naar een vogelasiel. Zie de lijst op www.vogeltrekstation.nl of kijk in Gouden Gids (Dierenhulp).
Samen aan het zwerven
In de zomer leven Vuurgoudhaantjes apart en vertonen ze weinig behoefte om groepen te vormen, maar ‘s winters sluiten ze zich dikwijls aan bij zwervende troepjes van andere vogelsoorten zoals Groenlingen en diverse mezen. Zulke altijd vrij kleine troepjes bezoeken ook geregeld parken en tuinen, waar ze naar insecten en besjes zoeken. Zo verenigd zijn deze tere vogeltjes kennelijk beter in staat de winterse kou en de voedselschaarste het hoofd te bieden.
Brand en barre winters
Habitatverlies is niet het voornaamste gevaar dat de soort bedreigt, want de toestand van de bossen in Europa is betrekkelijk stabiel. Toch gaat vooral in Zuid-Europa elke zomer veel bos verloren door bosbranden, juist wanneer de goudhaantjes met hun tweede broedsel bezig zijn, en daardoor wordt zo’n terrein jarenlang onbruikbaar als broedgebied. Strenge winters kunnen een slachting aanrichten onder de dieren die in hun eigen broedgebied proberen te overwinteren.
Status van de soort
In alle EU-landen is de soort in principe volledig beschermd. De officiële status wordt als ‘niet ongunstig’ omschreven, maar het is wel een ‘aandachtsoort’. Terecht, want sinds de jaren ’90 zijn de aantallen significant afgenomen.