De Barmsijs is een kleine, tere, kleurige vinkachtige, die vooral in het koude noorden van Noord-Amerika, Azië en Europa broedt, meer plaatselijk ook in West- en Midden- Europa. Vooral de noordelijke populaties gedragen zich als trekvogel. Barmsijzen leven in groepen en zijn weinig schuw. Vooral 's winters laten ze zich geregeld in tuinen zien.
Een flamboyant zaadetertje
Barmsijzen zijn sierlijke vogeltjes, iets kleiner dan mussen, uit bossen in noordelijke streken en berggebieden. Dat ze verwant zijn aan de vinken zie je aan hun levendige kleuren en bewegelijkheid. Vanaf de vroege lente zie je de mannetjes met hun helder rozerode borstje pronken en dartel rondvliegen. In de vlucht laten ze vaak een kenmerkende, knetterende roep horen, herhaald “djèdjèdjè. Hun lokroep klinkt als een metalig “djuuie”.
Bleke verwant
De zwarte kinvlek en de karmijnrode borst maken de mannetjes van de Barmsijs onverwisselbaar met andere zangvogels. Alleen de nauwverwante Witstuitbarmsijs kan nog voor enige verwarring zorgen. Die lijkt in feite sterk op een erg bleek uitgevallen Barmsijs,maar omdat hij in West-Europa alleen als zeldzame, onregelmatige dwaalgast voorkomt, komt die verwarring in de praktijk zelden voor.
Bossen en tuinen
De natuurlijke leefomgeving van de Barmsijs is gevarieerd. In Noord-Europa, Rusland en Siberië broedt dit zangvogeltje in de berken- en sparrenbossen van de ‘taiga’. In de gebergten van Midden-Europa zoekt hij ook vooral naaldbossen op; maar in West-Europa broedt hij meer in struwelen, liefst dicht bij rivieren of op moerassige plaatsen, bij ons vooral in de duinen. In Noord-Amerika en Engeland zijn de dieren weinig schuw en bezoeken ze ‘s winters vaak voedertafels en tuinen.
Zadenliefhebber
Het basisvoedsel van de Barmsijs zijn de zaden van berken, die ze met allerlei acrobatische klimtoeren uit de bomen halen. Ook de zaden van elzen, lariksen en diverse grassen vormen een belangrijke voedselbron voor deze vogel. ‘s Zomers vullen Barmsijzen hun dieet aan met insecten, die ze dan als het ware voor het oprapen hebben. De nestjongen worden trouwens uitsluitend gevoed met insecten en insectenlarven, zoals rupsen.
Broeden in de sneeuw
Bij Barmsijzen neemt het vrouwtje de taak van de nestbouw op zich, van eind april tot in juni. In het hoge noorden is de sneeuw dan soms nog niet helemaal weg. Het nest wordt laag bij de grond in struiken aangelegd. Met veel zorg en aandacht worden allerlei bouwmaterialen verwerkt, zoals takjes, hooi, dons en plukjes mos. De vijf of zes eitjes worden door het vrouwtje in twaalf dagen uitgebroed. De jongen krijgen hun voedsel door beide ouders aangereikt en zijn twee weken na het uitkomen vliegvlug.
In de broedtijd zitten de mannetjes van de Barmsijs veel in bomen te zingen.
Voortplanting
Om een vrouwtje te verleiden, vliegt het mannetje rond in zijn territorium en laat hij vanuit de boomtoppen zijn doordringende, klankvolle zang horen. Vaak worden de nesten van verscheidene paartjes dicht bij elkaar gebouwd. Een broedpaar kan in één seizoen (tot in augustus) twee legsels grootbrengen. In erg warme zomers verhuizen de Barmsijzen in berggebieden voor zo’n tweede broedpoging naar hoger terrein.
Morfoiogie
De snavel van de Barmsijs is kort, stevig en kegelvormig, daardoor erg geschikt om zaden uit katjes van berken of kegels van naaldbomen los te peuteren en te schillen.
Verwante soorten
De Sijs (Carduelis spinus) stemt met de Barmsijs overeen in zijn voorkeur voor zaden, de neiging in groepen te leven en de binding aan bossen (in dit geval zowel naald- als loofbossen). Hij verschilt duidelijk van de Barmsijs door de gele en groene banden op de vleugels.
Ecologie en bedreigingen voor de soort
Een klein, gezellig zangvogeltje
De Barmsijs is een inschikkelijk dier dat zijn territorium moeiteloos deelt met soortgenoten. ‘s Winters zoekt hij zelfs vaak het gezelschap van een andere soort, de Sijs. De populaties uit het hoge noorden vluchten elk najaar in zwermen van soms honderden dieren weg naar streken met een zachter klimaat, waaronder West-Europa.
Soms invasiegast
Barmsijzen broeden vooral in noordelijke landen als Scandinavië en Groot-Brittannië, die ze in het najaar verlaten om elders te overwinteren; bijvoorbeeld in West-Europa. Hier, en in de gebergten van Midden-Europa, vind je het hele jaar door Barmsijzen
van een andere, subtiel afwijkende broedpopulatie (ondersoort cabaret, Kleine barmsijs), die zich als stand- en zwerfvogel gedraagt. De noordelijke vorm (ondersoort flammea) verschijnt in sterk wisselende aantallen; in sommige winters is sprake van echte invasies. Wanneer het begint te sneeuwen, trekken de noordelijke Barmsijzen weg uit hun broedgebieden.
Leeft in troepen
Vooral ‘s winters en tijdens de trekbewegingen leven Barmsijzen gezellig in groepen. Zo zie je ze dikwijls in groepjes van een stuk of tien in valleien of op de toendra in het noorden. Zulke troepjes zwerven van plek naar plek, afhankelijk van het aanbod van voedsel. Dit groepsgedrag wordt ook in de broedtijd volgehouden, en dat komt bij vogels maar betrekkelijk weinig voor.
Voederen, beschermen
In landen waar Barmsijzen veel in dorpen en steden komen, zoals op de Britse eilanden, bezoeken ze ook geregeld voedertafels en tuinen. Ze eten daar zaden van distels en berken, maar zijn ‘s winters ook niet vies van een vetbol.
Samen met Sijzen
‘s Winters, opgejaagd door de kou en de voedselschaarste, sluiten groepjes Barmsijzen zich graag aan bij grotere troepen Sijzen. Gezamenlijk gaan ze dan op verkenning in meer open terrein en zoeken daar struiken en bomen af op eetbare zaden. In zulke rondzwervende samenscholingen zijn de twee soorten goed te onderscheiden door hun kleur: de Sijzen zijn eerder geel en groen, de Barmsijzen duidelijk bruiner en roze.
Kwetsbare vogel
De (Grote) Barmsijs heeft in Noord- en Oost-Europa duidelijk profijt gehad van de uitbreiding van het naaldbosareaal en de goede staat waarin de bossen daar gewoonlijk nog verkeren. Vanuit de Europese gebergten heeft de (Kleine) Barmsijs zich geleidelijk naar het laagland, ook in ons land, uitgebreid. Toch is de soort hier nog schaars en blijft hij kwetsbaar, vanwege de verslechtering van zijn leefomgeving.
Afnemende aantallen
De Barmsijs is in alle landen van de Europese Unie beschermd. In sommige anden is een afname van de aantallen vastgesteld. De oorzaak daarvan wordt gezocht in habitatvernietiging (door ontbossing en stadsuitbreiding), klimaatverandering en toegenomen risico’s tijdens de trek.
Leefgebied De Barmsijs
De Barmsijs broedt in het noorden van Europa, Azië en Noord-Amerika. Er bestaan verscheidene ondersoorten, waaronder een IJslandse, een Scandinavische en een West-en Midden-Europese vorm. Noordelijke vormen zijn meestal groter en lichter van kleur.
Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit. Ut elit tellus, luctus nec ullamcorper mattis, pulvinar dapibus leo.