De Draaihals, een lid van de spechten familie, laat zich niet gemakkelijk zien. Dat komt enerzijds door zijn schaarse voorkomen, anderzijds doordat het principe van schutkleur en camouflagetekening in zijn verenkleed tot het uiterste is doorgevoerd. Bovendien houdt hij zich erg verborgen, al verraadt hij zich door zijn nasale baltsgezang.
Een heel merkwaardige spechtvogel
De Draaihals is een zonderlinge spechtvogel die bij het klimmen op boomstammen niet op zijn staart steunt en ook niet in staat is op schors of takken te roffelen, laat staan holen uit te hakken in het levende hout. Toch hoort hij in de familie Picidae thuis, alleen al vanwege de ver uitsteekbare tong waarmee hij de mieren vangt die zijn lievelingskostje vormen. Zijn dieet bestaat soms voor 97% uit mieren. De Draaihals kan zijn kop ver naar achteren draaien. Hij draait ook met zijn kop als hij zich op het nest bedreigd voelt.
Ook veel op de grond
De Draaihals is een vogel van open bossen, bosranden, houtwallen, laanbe planting en parken, vooropgesteld dat er oude bomen te vinden zijn. Hij kan geen gaten hakken in hout, maar steekt zijn lange tong in schorsspleten of achter loszittende schorsplaten om daar insecten uit op te diepen. Mieren vormen het hoofdbestanddeel van zijn menu. Hij zoekt ze vooral op de grond. Daar beweegt hij zich zoals alle boomvogels met kleine sprongetjes hippend voort. Hij hipt net zo rond in de boomkruinen en klimt scheef tegen boomstammen op.
Niet gauw tevreden
op een eenmaal gekozen broedplaats keren de dieren vaak jaren achtereen terug. Direct na aankomst, in april,
slaan de mannetjes verwoed aan het ‘zingen’, met nasaal klinkende, van verre hoorbare toonreeksen. Intussen zoeken ze een passende nestholte. Vooral oude spechtenholen zijn erg in trek, maar ook nestkastjes, waar ze eventueel al aanwezige bewoners zonder pardon uit verwijderen, met broedsel en al. Toch zijn ze met de eerstgekozen nestplaats lang niet altijd tevreden. Broedparen proberen diverse plekjes uit en laten soms zelfs een proeflegsel in de steek voor ze een definitieve keus maken. Dan kan de meimaand al half voorbij zijn.
Gulzige jongen
Is de keuze bepaald, dan legt het vrouwtje 7 tot 10 eieren op de kale bodem van het nesthol. Die worden overdag door beide ouders om beurten bebroed; ’s nachts broedt alleen het vrouwtje. Bij het uitkomen hebben de jongen veren noch dons; ze zijn naakt, zoals alle spechtvogeljongen. Ze worden door beide ouders 40 tot 230 maal per dag gevoed. Zo krijgen ze dagelijks circa 10.000 prooidieren toegediend, vooral mierenlarven en mierenpoppen, maar ook volwassen mieren. Dat is zeer voedzame kost. Na gemiddeld 21 dagen verlaten de jongen het nest, maar ze blijven dan nog een dag of tien in de buurt en worden nog door hun ouders bijge voerd. Het komt geregeld voor dat het vrouwtje aan een tweede legsel begint voordat de jongen uit het eerste legsel zich hebben verspreid.
Voorbereidingen op het vertrek
Vanaf eind juli bereiden de Draaihal zen zich voor op de trek. Ze moeten hun vetreserves aanvullen en het verenkleed wisselen voor ze op weg kunnen gaan. De eerste vertrekken al in augustus, de laatste stellen hun vertrek soms tot half oktober uit.
Een beetje naamkunde
De naam Draaihals verwijst naar de wijze waarop deze vogel met de kop draait wanneer hij op het nest wordt gestoord, dus als hij angst ervaart. Ook namen in andere Europese talen verwijzen naar dat gedrag:Wedenhals(D), Wryneck (E),Torol(F), van tordre, ‘draaien’ en col ‘hals’) . Van die lenige hals maakt de vogel ook gebruik tijdens de balts, wanneer beide partners zich tegenover elkaar opstellen en elkaars bewegingen nadoen. Overigens kan de Draaihals ook volkomen roerloos zitten en zich zo, geholpen door zijn schutkleuren, onzichtbaar maken in zijn omgeving.
Verwante soorten
De Draaihals verschilt uiterlijk nogal sterk van de spechten, waarmee hij in één familie verenigd is. Het geslacht Jynxtelt wereldwijd slechts twee soorten. De Afrikaanse draai hals (lynx ruficollis) leeft in zuidelijk Afrika; hij lijkt veel op de Draaihals uit Eurazië en werd lange tijd slechts als ondersoort van deze beschouwd.
Ecologie en bedreigingen voor de soort
Stil en onopgemerkt teruggedrongen
De Draaihals is geen bekende vogel, want hij is schaars en bovendien lastig waar te nemen. Hij is erg voorzichtig, om niet te zeggen schuw, en laat bij verstoring zijn nest met eieren algauw in de steek om nooit weer terug te keren. Hij stelt hoge eisen aan zijn leefomgeving, dus is zijn aanwezigheid een indicatie voor hoge milieukwaliteit.
Trekvogel
Hoewel er ook ’s winters in West-Europa nog wel mieren te vinden zijn, trekken alle Draaihalzen in de herfst weg. Ze vertrekken van begin augustus tot in oktober. Hun reisdoel is de regio Afrika tussen de Sahara en de evenaar. Maar een toenemend aantal overwintert rond de Middellandse Zee.Voor hij gaat trekken legt de Draaihals vetreserves aan, waardoor zijn gewicht in 10 dagen met 27% kan toenemen.
Weinig talrijk
De Draaihals is nergens algemeen. Zelfs in zijn voorkeursbiotopen in het heuvelland zie je zelden meer dan 0,4 broedparen per 100 ha. In de baltstijd (april-mei) is de Draaihals op de roep vrij gemakkelijk te vinden; anders is hij zwijgzaam. Behalve dungezaaid is de soort ook onregelmatig verspreid. Bij ons komt de Draaihals als broedvogel vooral voor op hogere zandgronden (Veluwe, Twente, de Holland se en Vlaamse duinen, de Kempen en de streek tussen Kortrijk en Brussel).
Nestbescherming
Nesten van holenbroeders moeten goed schoongehouden worden, anders raken ze besmet met parasieten en kunnen roofdieren ze door de stank gemakkelijk vinden. Daarom gooien Draaihalzen de ujtwerpselen van hun jongen niet achte loos naar buiten, maar eten ze die op.
In moeilijkheden
Het broedareaal van de Draaihals in Noordwest-Europa is in de afgelopen anderhalve eeuw sterk gekrompen. In de 19de eeuw was hij nog vrij algemeen in Engeland en Bretagne, maar daar broedt hij nu vrijwel niet meer. Een eeuw geleden was hij op de Veluwe nog talrijk; nu is hij er schaars. Hetzelfde geldt voor Noord- en Midden-Frankrijk, en het Rh5nedal; alleen op hoogten tussen 300 en 900 m lijken de aantallen hier nog enigszins stabiel.
Hopeloze problemen
Deze achteruitgang heeft zeker meer dan een oorzaak, en er zijn diverse verklaringen voor aangehaald. Vrij zeker hebben de ruil verkavelingen van het Drentse essenlandschap tot de West-Franse bocage sinds de jaren 1950 geleid tot verlies van broedbio topen door het opruimen van houtwallen en geriefbosjes. Ook het intensieve gebruik van pesticiden zal een factor zijn geweest. Voorts is er een hypothese, meermaals geverifieerd in ander onderzoek aan spechtvogels, waarin als oorzaak het verdwijnen van mierenkolonies in bossen en aan bosranden wordt opgevoerd. Ten slotte kan de soort zijn teruggedrongen door concurrentie van nog agressievere vogels (zoals spreeuwen) om broedplaatsen.
Aantallen
De Nederlandse broedpopulatie werd in de jaren 1970 geschat op 125-250 broedparen; in 2000 waren hoogstens 65 paren over. De wereldpopulatie telt nog 5 tot 15 miljoen exemplaren. Op wereldschaal is de soort dan ook niet bedreigd.
Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit. Ut elit tellus, luctus nec ullamcorper mattis, pulvinar dapibus leo.





































































































































































