De Brilgrasmus is een kleine zangvogel die zeer plaatselijk voorkomt in Zuid-Europa, Palestina, Noord-Afrika en op de Atlantische eilanden ter hoogte van Noordwest Afrika. Zelfs in zijn schaars begroeide leefomgeving wordt hij gemakkelijk over het hoofd gezien, want door zijn overwegend bruin-met-grijze verenkleed is hij daar uitstekend gecamoufleerd.
Een zeldzame, onopvallende zangvogel
Deze kleine grasmus, voorkomend rond de Middellandse Zee en op Madeira, de Canarische en de Kaap-Verdische Eilanden in de Atlan tische Oceaan, is in ons deel van Europa een uiterst zeldzame dwaalgast. Vooral de mannetjes zijn vrij gekleurd, met een grijs kopje waarin de witte oogring wordt geaccentueerd door een zwarte, masker achtige teugel streep tussen snavel en oog, nog iets daaronder afdalend tot op de wang. Daarbij steekt ook het witte keeltje sterk af. De roestrode vleugel contrasteert met de grijsbruine rug. De staart is donkerbruin met een wit randje. De borst en de flanken zijn bleek vuilroze, de poten strokleurig geel. Vrouwtjes en jongen zijn fletser met een grijsbruine kop zonder zwarte teugel.
Goed verborgen in het landschap
Het valt echter niet mee het verenkleed van deze grasmussen in detail te beschrijven, want ze weten zich zelfs in de lage begroeiing van hun habitat goed te verbergen. Af en toe zie je een exemplaar even snel van de ene naar een andere struik oversteken in een springerig, schijnbaar weinig efficiënt vluchtje. De korte, afgeronde vleugels doen vermoeden dat de vogel geen langeafstandstrekker is. In maart of april is de kans groter er eentje te zien, want dan zingen de mannetjes af en toe vanuit de top van een struik.
Eendere liedjes
Wie de vele mediterrane grasmussen aan hun zang wil leren onderscheiden, moet heel goede oren hebben. Ze zingen allemaal een vrij eender, snel afgeraffeld liedje, al is de een beter bij stem dan de ander. De zang van de Brilgrasmus is een haastig gekwetter waarin veelal welluidende riedeltjes en hoge uithalen zijn verwerkt. Het mannetje voert ook baltsvluchten uit. Daarbij klimt hij een paar meter weg van de grond, zingt daar een paar tellen en komt dan weer snel omlaag om een veilig heenkomen te zoeken. In het veld blijkt zijn aanwezigheid uit de waarschuwingsroep, een vrij langdurig, laag en niet erg luid rateltje “trrrrè”
Vooral insecten
In mei, wanneer de eieren zijn uitgekomen, laten de vogels minder vaak van zich horen, want dan zijn beide ouders druk met het voederen van hun jongen. Brilgrasmussen eten allerlei kleine ongewervelden, waaronder insecten en hun larven of eipakketjes. In de nazomer en de herfst eten ze ook wilde besjes. Ze zoeken hun voedsel op de grond, onder struikjes of in andere lage begroeiing.
Broedgewoonten
Het nest van de Brilgrasmus is een broos kommetje van dunne stengeltjes, worteltjes en pluis. De broedparen bouwen hun optrekje meestal op de grond, onder planten of soms in een struik, maar zelden op meer dan 0,5 meter hoogte. Het legsel telt 3 tot 6 (meestal 5) groenachtig witte eieren met veel fijne, bruinachtige vlekjes en stippeltjes. Vaak wordt laat in mei of in juni nog een tweede legsel geproduceerd. In de lente zit de Brilgrasmus af en toe heel zichtbaar boven in een struikje te zingen.
Verwante soorten
De grote familie van de zangers (Sylviidae) telt 350 tot 400 soorten en is vooral in Azië en Afrika rijk vertegenwoordigd. Maar ook in Europa verblijven er veel, waaronder gras- mussen, karekieten, rietzangers, spotvogels, sprinkhaanzangers, zwartkoppen, fluiters, boszangers, fitissen en goudhaantjes. Het geslacht Sylvia telt 17 soorten. Daarvan broeden er vier in onze streken, te weten de Tuinfluiter, Braamsluiper, Grasmus en Zwartkop. Zes andere Zijn hier alleen als dwaalgast 0f schaarse doortrekker waargenomen.
Ecologie en bedreigingen voor de soort
Ecologie en bedreigingen voor de soort
Een mediterrane, deels trekkende grasmus
De Brilgrasmus gedraagt zich in een groot deel van zijn areaal als standvogel. Zelfs in zijn meest noordelijke broedgebieden, zoals de Camargue in Zuid-Frankrijk, blijven elke winter wel wal vogels achter. Maar een groter of kleiner deel van de populaties trekt toch elk najaar weg om in Sahara-oases of in de Sahel te overwinteren.
In open terrein
In Frankrijk leeft de Brilgrasmus in twee terreintypen, beide gekenmerkt door een lage, pluksgewijze begroeiing: zeekraal velden en garrigue-struwelen. Zeekraal velden bevinden zich langs de kust, op zilte bodem, vooral in de Camargue, Languedoc en Roussillon. De garrigue is het schrale struikgewas dat daar overal de droge, door frequente branden ontboste hellingen bedekt, met kermeseikjes, rozemarijn en zonneroosjes. Op plaatsen waar hij minder concurrentie van andere grasmussen ondervindt, zoals op de Atlantische eilanden, bezet de Brilgrasmus ook meer bosachtige terreinen. Hij komt vooral in het laagland voor, maar in Spanje en Noord-Afrika broedt hij ook in gebergten tot 2500 m hoogte.
Nachtelijke trek
De trekkers gaan in september en oktober op pad. Omdat de vogels schaars zijn en alleen ‘s nachts trekken, wordt dat nauwelijks opgemerkt. Op de Atlantische eilanden zijn alle Brilgrasmussen standvogels. Op de Kaap-Verdische Eilanden broeden ze bijna het hele jaar door, behalve van juni tot augustus.
Op Malta, Cyprus, in Spanje en in Israël is de soort gedeeltelijk trekvogel. Corsica, Sardinië en Italië worden
‘s winters geheel ontruimd. In Noord Afrika trekken de vogels ‘s winters weg uit de bergen, waar het dan erg koud kan worden, en zoeken het laagland op.
Naar de woestijnrand
In de winter zie je een zuidwaartse verschuiving in het verspreidingspatroon. Sommige Brilgrasmussen dringen door tot in de westelijke Sahelzone (Noord-Senegal, Mali, Niger). In de overwinteringsgebieden leven Brilgrasmussen samen met diverse soorten tapuiten. Ze vangen dan insecten die door de foeragerende tapuiten worden opgeschrikt. Bijkomend voordeel kan zijn dat de vogels samen eerder predatoren opmerken. Zulke samenlevingsverbanden komen ook wel bij andere zangvogels voor.
Gedrag
Komt een predator al te dicht bij het nest. dan probeert de Brilgrasmus hem af te leiden door met slepende en fladderende vleugels weg te kruipen, alsof hij gewond is. Heeft hij hem zo weggelokt. dan gaat hij vlug op de wiek.
Bedreigingen
De voornaamste bedreigingen komen voor de Brilgrasmus voort uit verstede lijking van het mediterrane kustmilieu en uit herbebossing van de garrigue; beide létden immers tot habitatverlies. In de jaren 1980 beeft de soort ook merkbaar te lijden gehad van de langdurige droogte in de Sahelzone.