sabelklauwier is de minst kleurige en ook de zeldzaamste van de klauwieren die in West-Europa voorkomen. De soort komt hier alleen als dwaalgast voor en heeft zijn broedplaatsen in Azië. Aan het zandkleurige verenkleed is zijn voorliefde voor halfwoestijnen af te lezen. Overigens komt hij in zijn gedrag met geen enkele andere klauwier overeen.
Een zeldzame, zandkleurige klauwier
Door zijn veel lichtere verenkleed is de Isabelklauwier vrij gemakkelijk van verwante soorten te onderscheiden. Er bestaan minstens vier ondersoorten, die na gedetailleerde observatie allemaal verschillen in de tint van hun verenkleed. Alleen zeer ervaren vogelaars en gespecialiseerde onderzoekers kunnen de ondersoorten uit elkaar houden.ln West-Europa komt overigens alleen de ondersoort Lanius Isabellinus phoenicuroides voor.
De kleur van zand
Het verenkleed van Isabelklauwieren is het best als zandkleurig te duiden. De bovendelen zijn donkerder en vertonen meer tekening dan de onderdelen. De slagpennen zijn donkerbruin, de dekveren lichter. De staart is duidelijk roodachtig. Buik en borst zijn roomwit Vooral de mannetjes hebben een donkere band over de ogen, maar die is nooit zo inktzwart als bij andere klauwieren, en bij sommige ondersoorten is hij zelfs alleen nog vaag zichtbaar. Ook de snavel is duidelijk lichter van kleur en varieert van vuilroze tot lichtbruin en heeft een donkere punt. De poten zijn grijs; alleen de ogen zijn echt zwart.
Loerjagers met een provisiekast
De jachtmethoden van de Isabelklauwier lijken sterk op die van onze inheemse Grauwe klauwier. Vanaf een niet al te hoge uitkijkpost speurt hij de grond in de naaste omgeving af, en wanneer hij een prooi ontdekt, vliegt hij daar in rechte lijn opaf om hem te grijpen. Maar hij kan ook insecten in de lucht volgen en vangen. Vervolgens keert hij terug naar zijn uitkijkpost om de prooi te verslinden, als hij niet besluit om die in een ‘provisiekast’ op te slaan. Want net als veel verwante soorten prikt de Isabelklauwier zijn prooien gewoonlijk vast op doornen of op de punten van prikkeldraad om ze voor later te bewaren. Vaak leggen ze een paar van die voorraadjes aan in perioden dat de prooidichtheid hoog is om die naderhand, als het voedselaanbod schaarser wordt, geleidelijk op te peuzelen.
Goed verborgen nest
De voortplantingstijd begint voor Isabelklauwieren in april, dadelijk nadat deze vogels in hun broedgebieden zijn teruggekeerd. Na de inleidende baltsceremonie gaan de broedparen over tot de bouw van hun nesten. Die verbergen ze goed in dicht struikgewas om ze te onttrekken aan de blikken van eventuele predatoren. De nesten worden gebouwd van dunne takjes en gras. Elk vrouwtje legt vervolgens vier tot zes eieren die ze in ongeveer twee weken in haar eentje uitbroedt. Daarna helpt het mannetje haar de pas uitgekomen jongen groot te brengen door geregeld insecten aan te dragen.
Voedsel
Isabelklauwieren eten in hoofdzaak insecten. Ze jagen vooral op grotere kevers (bijvoorbeeld bladsprietkevers, zoals mestkevers en meikevers), rechtvleugeligen (zoals sprinkhanen en krekels) en diverse vlinders. Bij gelegenheid eten ze ook wel spinnen of slakken. Af en toe vangen ze zelfs kleine knaagdieren en hagedisjes. Zulk roofvogelgedrag komt bij klauwieren (Laniidae) meer of minder geregeld voor. Isabelklauwieren loeren op prooien vanaf een niet al te hoge uitkijkpost.
soorten
Onder de klauwieren zijn diverse soorten die op de Isabelklauwier lijken. De bekendste, in West-Europa tevens algemeenste, is de Grauwe klauwier (Lanius collurio). Zijn verenkleed is sterker getekend met de diepzwarte band over de ogen en de donkerbruine rug. Door zijn roodbruine kruin en nek oogt de Roodkopklauwier (Lanius senatoì duidelijk anders. Bij de Klapekster
Lanius excubitor zijn de borst en de buik zuiver wit, de rug en de bovenkop grijs, de vleugels en de staaft zwart; ook bij hem is de oogband diepzwart.
Ecologie en bedreigingen voor de soort
Een goede soort uit halfwoestijnen
De Isabelklauwier is een vogel van halfwoestijnen, al laat hij zich ook wel in meer gastvrije habitats zien. Naar het schijnt is hij op wereldschaal momenteel niet bedreigd. Overigens is lang gesteggeld over de vraag of dit al of niet een goede soort is, maar daarvan is men intussen wel overtuigd. Momenteel worden zelfs diverse ondersoorten onderscheiden.
Meer in halfwoestijnen
Isabelklauwieren zijn, afhankelijk van het seizoen in vrij uiteenlopende milieus te vinden Bovendien bestaan er wat habitat betreft duidelijke verschillen tussen de ondersoorten. Maar grofweg kun je stellen dat de soort een vrij sterke binding aan halfwoestijnen vertoont. Hij wordt daar vooral op plaatsen met struikgewas of laag kreupelhout gezien. Toch kun je de vogels ook aantreffen in vochtiger streken, bijvoorbeeld in rivierdalen of landbouwgebieden. Isabelklauwieren komen vooral voor in halfwoestijnen, maar ook in vochtiger terreinen en landbouwgebieden. Het voorkomen is in hoofdzaak beperkt tot het laag- en het heuvelland, maar er zijn ook Isabelklauwieren tot 3500 m hoog in gebergten waargenomen.
Waar zie je ze?
Waarnemingen van de Isabelklauwier in onze regio beperken zich tot de laatste twee decennia (in België sinds 1989, in Nederland sinds 1993) en tot de kuststreek, Waarnemingen zijn gedaan in onder meer Texel (1995, 2003, 2006), Lauwersoog (1996), Castricum (2000) en de Maasvlakte bij Rotterdam (2006).
Ondersoorten
Isabelklauwieren zijn trekvogels. De afgrenzing van de diverse ondersoorten is deels gebaseerd op kenmerken van het verenkleed, deels ook op verschillen in hun verspreiding. Lanius Isabellinus Phoenicuroides, die als dwaalgast in Europa optreedt, broedt in Zuid Siberië, Kazachstan, Iran en West-Pakistan. L. i. speculigerus broedt in de Altai, zowel in Mongolië als in Noord-China. L. i. isabellinus broedt in Chinees Turkestan en L. i. tsaidamensis vlak ten oosten daarvan in China. Elke ondersoort heeft eigen winterkwartieren binnen het totale winterareaal dat van Noordwest-lndia via het Midden-Oosten en de Sahel tot in West-Afrika reikt.
Goede soort of niet?
Ondanks duidelijke verschillen in kleur en tekening van het verenkleed werden de Isabelklauwier en de Grauwe klauwier
(Lanius col/urio) vroeger als conspecifiek beschouwd, dus behorend tot dezelfde soort. Die overtuiging werd bekrachtigd door de waarneming dat beide vormen complementaire arealen bezitten: de Isabelklauwier leeft in de oostelijke, de Grauwe klauwier in de westelijke Palearctis. Men heeft de Isabelklauwier ook wel opgevat als conspecifiek met de Bruine klauwier (Lanius cristatus). Maar inmiddels heeft de Isabelklauwier de status van zelfstandige soort gekregen.
Status van de soort
De Isabelklauwier komt in. West-Europa alleen alS dwaalgast voor, maar]n zijn hoedanigheid van wilde vogel en trekvogel is hij hier krachtens Europese wetgeving (met name de Vogelrichtlijn) categorisch beschermd.
Â