De Grauwe klauwier is een zangvogel van bescheiden afmetingen, maar hij houdt er roofvogelachtige jachtmethoden op na en spietst zijn jachtbuit op doornen. Hij is wijdverspreid in Europa en Azië, en komt vooral in droge, halfopen landschappen voor. Helaas gaat de soort sterk achteruit door voortschrijdende aantasting van zijn leefomgeving.
Een roofzuchtige zangvogel
De Grauwe klauwier is een middelgrote zangvogel uit de klauwierenfamilie (Laniidae). Hij heeft een lange, zwarte staart met twee opvallende witte vlekken bij de basis. In tegenstelling tot de andere in Europa broedende Laniidae (Klapekster, Kleine klapekster, Roodkop en Maskerklauwier) heeft de Grauwe klauwier geen witte vlekken op de vleugels.
Herkenbare soort
Deze zangvogel heeft een dikke, korte, zwarte, haakvormig gekromde snavel en lange, zwarte poten. Bij het mannetje loopt tussen de grijze kruin en de witte keel een brede, zwarte band over de ogen. Vaak is die oogstreep van boven nog met een wit lijntje afgebiesd, maar dat is niet altijd goed zichtbaar. Borst en buik zijn wit met een zweempje roze en de rug is kastanjebruin.
Vrouwtjes hebben een variabel gekleurd verenkleed en lijken soms vrij sterk op mannetjes, maar hebben een bruine, naar voren vervagende oogband, en witte onderdelen met een bruine schubtekening op borst en flanken.
Broedgewoonten
De Grauwe klauwier bouwt zijn nest in doornstruiken, goed beveiligd tegen nieuwsgierige blikken. Het vrouwtje legt er vier tot zes bleekgroene, gele of roze, donkergevlekte eieren en broedt die in haar eentje in 14 tot 6 dagen uit. Nadat de jongen zijn uitgekomen, nemen beide ouders samen de verzorging op zich. Ze vliegen dan onophoudelijk af en aan met voedsel voor hun kroost. Deze periode duurt ook ongeveer 15 dagen. Dan zijn de jongen de vlieAgkunst meester en verlaten ze het nest. Maar ook daarna blijven de ouders hun jongen nog zeker drie weken voeden.
Geduchte jager
Grauwe klauwieren leven doorgaans solitair, zowel in de broedtijd als tijdens het verblijf in de winterkwartieren. Ze jagen voornamelijk op insecten, bij voorkeur flinke kevers, maar ze eten bij gelegenheid ook wel muizen, spitsmuizen, jonge of kleine vogeltjes, kikkers, hagedissen en wormen. Volwassen vogels zitten vaak vanaf een hoge uitkijkpost te loeren en als ze een prooi hebben ontdekt, vliegen ze bliksemsnel op om die te grijpen. Af en toe hangen ze zelfs even stil in de lucht om als een Torenvalk te ‘bidden’, waarna ze zich op het slachtoffer stoften. De zang van de Grauwe klauwier is een muzikaal, maar gedempt kwinkeleren, dat wordt afgewisseld met imitaties van andere vogels en eigen roepgeluiden. Voordat hij een prooidier verorbert, spitst de Grauwe klauwier het op een scherpe punt.
Gedrag
De Grauwe klauwier heeft een gewoonte die op sommige mensen als wreed overkomt. Hij spietst zijn prooien op de punten van prikkeldraad of op doornen van struiken om ze pas later op te eten. Dit gedrag kom je bij diverse klauwieren tegen, maar nooit bij alle exemplaren van dezelfde soort. De reden dat deze vogels dat doen is vrij simpel. De klauwen van klauwieren zijn niet krachtig genoeg om de prooi stevig vast te houden, terwijl ze hem met de snavel aan repen scheuren, dus hebben ze een vast steunpunt in de omgeving nodig .
Verwante soorten
In de Lage Landen komt alleen nog de Klapekster (Lanius excubitoì als schaarse broedvogel voor. De Roodkopklauwier (L senator) en de Kleine klapekster (L. minor) broeden hier al jaren niet meer. De Klapekster heeft een grijs, zwart en wit verenkleed en is standvogel. De Kleine klapekster (met roze borst) komt nog wel af en toe als dwaalgast voorbij. De Isabelklauwier (L. isabelllnus) is een zeldzame dwaalgast uit Azië.
Ecologie en bedreigingen voor de soort
Kleine kilometervreter
Amerikaanse goudplevieren werden vroeger bij miljoenen geteld, maar hebben ernstig geleden onder bejaging en habitatvernietiging. Zodoende zijn er nu nog slechts 200.000. De kleine steltlopers leggen jaarlijks vele duizenden kilometers af tijdens hun trektocht naar Zuid-Amerika.
Broeden op de toendra
In de broedtijd vertoeft de Amerikaanse goudplevier op de arctische toendra in Alaska en Noord-Canada. De broedbiotoop aldaar bestaat uit stenige hellingen met lage begroeiing. Tijdens de voor- en najaarstrek is de vogel te vinden op natuurlijke en kunstmatige graslanden, akkers, moddervlakten bij riviermonden en op stranden, slikken en schorren aan zee. De vogels kiezen soms ongewone plaatsen uit om te rusten of te foerageren, zoals luchthavens en golfterreinen. De Amerikaanse goudplevier komt op uiteenlopende vochtige plaatsen met lage begroeiing voor.
Van Alaska naar Argentinië
De meeste Amerikaanse goudplevieren broeden in het noorden en midden van Alaska en in Canada, van het Yukon Territory en Brits Columbia via de Nodhwest Territories oostwaarts tot op Baffin Land, en langs de Hudsonbaai tot in Ontario. De vogels overwinteren op graslanden in Zuid-Amerika. De meeste exemplaren begeven zich vervolgens naar Argentinië, Uruguay en Zuid-Brazilië. Kleine aantallen blijven echter rondhangen in Florida, Midden-Amerika of het noorden van Zuid-Amerika.
Bedreigingen
Hoewel aan de jacht nu beperkingen zijn opgelegd, heeft de Amerikaanse goudplevier in zijn overwinteringsgebieden onverminderd te lijden van habitatvernietiging door verstedelijking en intensieve landbouw, en van milieuvervuiling.
Snel en volhardend
De trekroute van Amerikaanse plevieren heeft een lengte van ruim 7000 km. De vogels reizen overdag in grote groepen.De Amerikaanse goudplevier is, naar men zegt, de snelstvliegende steltloper van Noord-Amerika, en legt tijdens de trek bovendien de langste afstanden af. Verder is hij tijdens de trek bijzonder luidruchtig: de vogels strijken onderweg op vaste pleisterplaatsen onder luid gekrijs in grote zwermen neer. Tijdens de herfsttrek volgen de vogels de oostkust van Noord-Amerika, waarna ze in de lente dwars door de binnenlanden van dat werelddeel terugvliegen, bijvoorbeeld door de staat Illinois. De volwassen vogels verlaten hun broedplaatsen al vanaf de eerste week van juni, maar de jongen trekken pas in september en oktober naar het zuiden.
Aantallen
De wereldpopulatie van dé Amerikaanse goudplevier is stabiel en wordt op 200.000 individuen geschat(2009). Ooit was de soort veel talrijker, maar in de tweede helft van de 19de eeuw werd hij door jagers gedecimeerd. Zo werden in 1861 bij New Orleans. op één dag ongeveer 50.000 vogels afgeschoten.