De IJsgors broedt op de toendra in het hoge noorden. Een klein deel van de broed- populaties overwintert in de Noordzeelanden, ook hier meestal in open terrein en vooral, maar niet alleen, langs de kust. Ze gedragen zich onopvallend en zijn bovendien makkelijk te verwarren met andere zaadetertjes die op dezelfde plaatsen foerageren.

Een zangvogel van de toendra
De IJsgors is in ons land een schaarse doortrekker en wintergast. In feite is hij dat nog niet zo lang, want tot halverwege de 19de eeuw trok de hele Scandinavische broedpopulatie in de herfst naar het zuidoosten. Pas later begon een deel van die populatie naar het westen van de Oostzee en naar de landen rond de Noordzee te trekken. Mogelijk houdt dat verband met een westwaartse uitbreiding van het broedgebied in de 19de eeuw.

Graag in gezelschap
In de broedtijd vertoont het verenkleed van de mannetjes opvallende kleurcontrasten. Het winterkleed wordt dan fletser en lijkt meer op dat van de vrouwtjes waardoor de geslachten in een groepje van deze dieren lastig te herkennen zijn. IJsgorzen houden van gezelschap en sluiten zich graag aan bij troepjes andere gorzen, vinkachtigen of vaker nog Strandleeuweriken.

Vooral de kust
In Nederland worden IJsgorzen in het binnenland waargenomen, maar het meest zie je ze langs de kust, van Schiermonnikoog tot het Zwin. Dat blijkt ook in België en Frankrijk (zuidwaatts tot de Vendée) zo te zijn. De in West-Europa overwinterende IJsgorzen behoren voor het overgrote deel tot de typische ondersoort C. l. lapponicus, die in Scandinavië broedt. In Bretagne zijn kleine aantallen C. l. subcalcaratus waargenomen. Deze ondersoort broedt in Alaska en Canada; de Bretonse exemplaren moeten dus de Atlantische Oceaan zijn overgestoken. Over de omvang van de West-Europese winterpopulatie zijn geen nauwkeurige cijfers bekend. In West-Frankrijk worden gemiddeld 100 tot 150 IJsgorzen geteld, alleen in erg barre winters soms het dubbele. In Nederland telt men ook op regelmatig bezette trektelposten langs de kust nooit meer dan enkele tientallen IJsgorzen per jaar.

Meer onderzoek nodig
De herkenning van deze soort levert op zich al de nodige problemen op; bovendien gedragen de dieren zich zeer onopvallend. Daarom zijn de aantallen wintergasten in ons deel van Europa misschien groter dan we nu denken. Waarnemingen in het binnenland zijn vermoedelijk schaars in vergelijking met die langs de kust, maar de soort trekt ook daar vermoedelijk overal door, zij het in kleine aantallen. Relatief veel waarnemingen zijn gedaan op Drentse en Veluwse heidevelden, in de Flevopolders en in rivieruiterwaarden. Ook in de Ardennen, de Charolais-streek en zelfs de Franse Alpen zijn IJsgorzen gezien. Het kan best zo zijn dat veel dieren onopgemerkt passeren.

Voortplanting
De vrouwtjes produceren grote legsels van gemiddeld 5 of 6 eieren en dat is I tot 2 meer dan verwante soorten uit de gematigde zone. IJsgorzen kunnen zoveel jongen grootbrengen dankzij de lange zomerdagen in het poolgebied. Daardoor kunnen ze bijna 20 uur per etmaal voedsel aandragen voor hun jongen, want ze moeten drie of vier uurtjes slapen, zelfs onder de middernachtzon. Maar de zomers zijn kort in de poolstreken en het leven verloopt er explosief. Al wat leeft stelt alles in het werk om zich zo snel mogelijk voort te planten. Daarvoor is veel voedsel nodig en alleen de rijke insectenfauna levert de benodigde hoeveelheid.

Verwante soorten
De familie Emberizidae, waartoe de IJsgors behoort, telt in Europa veel soorten, die vaak sterk op elkaar lijken. Ze hebben een kegelvormige snavel met harde, iets gehoekte snijranden, een ingekeepte, vrij lange staart en lange poten en tenen, passend bij vogels die veel op de grond lopen. Vooral in het winterkleed zijn de soorten makkelijk te verwarren.

Ecologie en bedreigingen voor de soort

Een trekkende levenswijze
De IJsgors is een van de drie gorzensoorten die boven de poolcirkel broeden. Alle drie de soorten zijn trekvogels. Sommige vogels trekken over geringe afstanden weg en kunnen zo bijna zes maanden achtereen in het overwinteringsgebied blijven. Andere zijn buiten de broedtijd bijna voortdurend aan het zwerven.

Leven op hoge breedten
Vogels die op zulke hoge breedten leven waar de temperaturen in juli tussen 2 oc en 15 oc liggen, mogen geen vergissingen maken. Hun voortplanting is nauwkeurig afgestemd op de meest gunstige periode om jongen groot te brengen: tussen half juni en half augustus. Dat geldt voor alle dieren en planten die op de toendra leven. De trek is bij IJsgorzen onder meer afhankelijk van de daglengte. De IJsgors is een zangvogel die goed is aangepast aan de extreme omstandigheden in het hoge noorden.

Gebeurtenis
Tijdens de trek gebeuren soms ongelukken. In maart 1906 kwamen in Minnesota (VS) tijdens een plotseling opstekende sneeuwstorm in één nacht bijna 1,5 miljoen IJsgorzen om die op weg waren naar hun broedplaatsen.

Nuttige aanpassingen
In de levensverrichtingen van IJsgorzen zijn veel aanpassingen aan extreme leefomstandigheden op te merken. De meest sprekende voorbeelden zijn de keuze van de nestplaats (op de grond, onder hoge kruiden of struikjes, beschut tegen de wind) en de voortplantingsstrategie (frequente polygamie en wisseling van partner, grote legsels). Andere gedragskenmerken die IJsgorzen helpen te overleven zijn de neiging tot groepsvorming (twee weten meer dan één) en het ontwikkelde groepsleven (voor een optimale benutting van voedselbronnen en bescherming tegen roofvijanden).

Verandering van spijs
Door alle inspanningen van de broedtijd en de daaropvolgende trek (afhankelijk van vertrekpunt en reisdoel 1000 tot 6500 km) komen de overlevenden uitgeput in de overwinteringsgebieden aan. Dat is in ons land in de periode september tot eind november. Een deel van de vogels trekt verder naar West-Frankrijk en de Britse eilanden. De overwinteraars vinden hier niet de voedzame muggen waarvan ze ‘s zomers op de arctische toendra leven. In juni en juli eten IJsgorzen dagelijks 2400 tot 4000 van zulke kleine ongewervelden. ‘s Winters schakelen ze over op zaden, waarvan ze er elke dag wel 10.000 tot 17.000 nodig hebben. Ze zoeken dan zaden van kruidachtige planten op kwelders, graslanden en braakliggende akkers. Soms jutten ze eetbare zaken uit vloedmerken op het strand.

Aantallen
IJsgorzen zijn zeldzaam in West-Europa, maar komen  ergens anders veel talrijker voor: De Zweedse populatie omvat ongeveer 300.000 broedparen en de Finse minstens 100.000, mogelijk het dubbele. De aantallen kunnen van jaar tot jaar sterk schommelen, maar een duidelijke op of neerwaartse trend is niet zichtbaar.

Leefgebied   De Ijsgors
De IJsgors broedt in de arctische delen van Amerika (twee ondersoorten) en Eurazië (drie andere ondersoorten). De overwinteringsgebieden liggen merendeels veel zuidelijker in de gematigde zone op het noordelijk halfrond en deels langs de Oostzee en de Noordzee.

Amerikaanse goudplevier
Aziatische roodborsttapuit
Bartrams ruiter
Blauwe kiekendief
Blonde tapuit
 bonte tapuit
B oomleeuwerik
boompieper
Boomvalk
De braamsluiper
bruinkopgors
buizerd
Engelse kwikstaart
Amerikaanse goudplevier
Aziatische roodborsttapuit
Bartrams ruiter
Blauwe kiekendief
Blonde tapuit
bonte tapuit
Boomleeuwerik
boompieper
Boomvalk
De braamsluiper
bruinkopgors
buizerd
Engelse kwikstaart
Amerikaanse goudplevier
Amerikaanse goudplevier
Aziatische roodborsttapuit
Aziatische roodborsttapuit
Bartrams ruiter
Bartrams ruiter
Blauwe kiekendief
Blauwe kiekendief
Blonde tapuit
Blonde tapuit
 bonte tapuit
bonte tapuit
Boomleeuwerik
Boomleeuwerik
boompieper
boompieper
Boomvalk
De braamsluiper
De braamsluiper
bruinkopgors
bruinkopgors
buizerd
buizerd
Engelse kwikstaart
Engelse kwikstaart
previous arrow
next arrow
fazant
geelgors
gele kwikstaart
goudplevier
graszanger
graszanger
grasmus
graspieper
graszanger
grauwe gors
grauwe kiekendief
grauwe klauwier
griel
Grijze wouw
Grote lijster
Grote pieper
grote trap
Grote trap
hop
ijsgors
Indigogors
Isabelklauwier
Isabeltapuit
Jufferkraan
fazant
geelgors
gele kwikstaart
goudplevier
graszanger
graszanger
grasmus
graspieper
graszanger
grauwe gors
grauwe kiekendief
grauwe klauwier
griel
Grijze wouw
Grote lijster
grote pieper
grote trap
Grote trap
hop
ijsgors
Indigogors
Isabelklauwier
Isabeltapuit
Jufferkraan
fazant
fazant
geelgors
geelgors
gele kwikstaart
gele kwikstaart
goudplevier
goudplevier
graszanger
graszanger
graszanger
graszanger
grasmus
grasmus
graspieper
graspieper
graszanger
graszanger
grauwe gors
Grauwe gors
grauwe kiekendief
Grauwe kiekendief
grauwe klauwier
Grauwe klauwier
griel
Grijze wouw
Grijze wouw
Grote lijster
Grote lijster
grote pieper
Grote pieper
grote trap
grote trap
Grote trap
Grote trap
hop
hop
ijsgors
ijsgors
Indigogors
Indigogors
Isabelklauwier
Isabelklauwier
Isabeltapuit
Isabeltapuit
Jufferkraan
Jufferkraan
previous arrow
next arrow
Kapische plevier
Kerkuil
Kievit
klapekster
Kleine klapekster
Kleine rietgans
kleine torenvalk
kleine trap
kleine zwartkop
kneu
koekoek
Koereiger
kolgans
kortteenleeuwerik
Kuifkoekoek
Kuifleeuwerik
Kwartel
kwartelkoning
Kuifkoekoek
Lannervalk
Lannervalk
mongoolse pieper
morinelplevier
nachtzwaluw
Kapische plevier
kerkuil
Kievit
klapekster
Kleine Klapekster
kleine rietgans
kleine torenvalk
kleine trap
kleine zwartkop
kneu
koekoek
Koereiger
kolgans
kortteenleeuwerik
Kuifkoekoek
Kuifleeuwerik
Kwartel
kwartelkoning
Kuifkoekoek
Lannervalk
Lannervalk
mongoolse pieper
morinelplevier
nachtzwaluw
Kapische plevier
Kapische plevier
 kerkuil
Kerkuil
Kievit
Kievit
klapekster
klapekster
Kleine Klapekster
Kleine klapekster
kleine rietgans
Kleine rietgans
kleine torenvalk
kleine torenvalk
kleine trap
kleine trap
kleine zwartkop
kleine zwartkop
kneu
kneu
koekoek
koekoek
Koereiger
Koereiger
kolgans
kolgans
kortteenleeuwerik
kortteenleeuwerik
Kuifkoekoek
Kuifkoekoek
Kuifleeuwerik
Kuifleeuwerik
Kwartel
Kwartel
kwartelkoning
kwartelkoning
Kuifkoekoek
Kuifkoekoek
Lannervalk
Lannervalk
Lannervalk
Lannervalk
mongoolse pieper
mongoolse pieper
morinelplevier
morinelplevier
nachtzwaluw
nachtzwaluw
previous arrow
next arrow
Ooievaar
Ortolaan
Ooievaar
Ortolaan
Ooievaar
Ooievaar
Ortolaan
Ortolaan
previous arrow
next arrow
error: Inhoud is beschermd