De Kwartelkoning leeft verborgen in hoge kruidenvegetaties, vooral in vochtige hooilanden. Het is geen hoenderachtige, zoals de Kwartel, maar een ral, en hij eet zowel zaden als allerlei klein gedierte. De mannetjes hebben een kenmerkende, raspende roep. Kwartelkoningen zijn alleen 's zomers in ons land, om te broeden; ze overwinteren in Afrika.
Thuis in hoge kruidenvegetaties
De Kwartelkoning is een solitair levende vogel die pas in de avondschemering actief wordt en dat in warme, droge zomernachten dikwijls tot het ochtendkrieken blijft. Hij leidt een verborgen bestaan in hoge kruidenvegetaties en houdt zijn kop meestal hoger dan de rest van het lichaam. Vaak strekt hij zijn hals om over het gras heen de omgeving te verkennen, of om in de te heffen. Voelt hij zich bedreigd, dan vliegt hij onbeholpen, met afhangende poten weg, en dan zie je even zijn eigenaardig roodbruine vleugels.
Eentonig gekras
Buiten de voortplantingstijd is de Kwartelkoning nogal zwijgzaam. In het voorjaar gaat het mannetje op zoek naar een vrouwtje; dan is hij gemakkelijk op te sporen aan de hand van zijn kenmerkende ‘zang’, die hij vooral ‘s avonds en ‘s nachts laat horen. Met geheven kop stoot hij een kenmerkend, raspend “kreks-kreks” uit, met grote volharding herhaald. Aldus markeert hij een territorium van circa 8 hectare — flink wat groter dan het broedterritorium van I hectare dat hij fel tegen indringers verdedigt. Vrouwtjes worden aangetrokken tot die eentonige roep. Komt er een kijken, dan begint het mannetje vol overgave te baltsen, waarbij hij trots rondstapt en met de roodbruine vlakken op zijn vleugels pronkt. Daarbij overhandigt hij soms een cadeautje, zoiets als een worm of een slak.
Â
Â
Â
Schamel nest
In mei gaat het vrouwtje over tot de bouw van een nest, zonder hulp van het mannetje. Ze graaft een simpel, komvormig kuiltje in de grond en stoffeert dat met blaadjes en rijsjes. Het nest wordt aan het oog onttrokken door hoge kruiden (soms graan of koolzaad).
Enkele dagen na de paring legt het vrouwtje een stuk of tien grijsgroene eieren die door beide ouders in wisseldienst worden uitgebroed, wat 14 tot 18 dagen vergt.
Vlug op eigen benen
De pas uitgekomen jongen zijn bedekt met zwart dons, dat in ongeveer 15 dagen wordt vervangen door echte veren. De eerste twee 0f drie dagen voedert hun moeder ze met insecten, wormen en ander klein gedierte, maar reeds vanaf de vierde dag zoeken ze zelf hun voedsel. Na twee weken Zijn ze geheel zelfstandig, al kunnen ze pas na een maand vliegen. Dan laat hun moeder ze in de steek en gaat een nieuwe paarbinding aan, gewoonlijk met een ander mannetje.
Vliegtechniek
Bij storing gaat de Kwartelkoning meestal liever rennend in dekking, dan dat hij zijn positie verraadt door op te vliegen. Hij kan heel stil en verrassend snel wegsluipen in loopgangen onder de begroeiing. Moet hij vliegen, dan doet hij dat traag, met afhangende poten, en valt hij na een paar meter in de dekking terug. Tijdens de trek vliegt hij echter krachtig, met de poten horizontaal.
Voedsel
Kwartelkoningen eten gevarieerd. Met hun dikke, korte snavel lezen ze gevallen zaden van de grond, In graslanden en akkers. Verder vangen ze allerlei ongewervelden zoals slakken (met en zonder huisje), duizendpoten en regenwormen. Af en toe eten ze ook wel kleine amfibieën en visbroed.
Verwante soorten
De Kwartelkoning is geen kwartel, maar een ral. Verwant zijn de meer gedrongen Waterral (Rallus aquaticus), met een lange, rode, zwartgepunte snavel, en het Porseleinhoen (Porzana porzana), grijs met witte vlekjes.
Niet verwarren met…
de Kwartel (Coturnix coturnix), een kleinere, gedrongen, meer zandkleurige vogel met korte poten.
Ecologie en bedreigingen voor de soort
Een slachtoffer van de modernisering in de landbouw
Door de intensivering van de bedrijfsvoering in de landbouw staat de Kwartelkoning nu op de Rode Lijst van meest bedreigde soorten in West-Europa. Omdat de boeren steeds vroeger zijn gaan maaien, krijgt hij nauwelijks meer de tijd zijn broedsels grootte brengen; veel eieren en jongen worden door de maaimachines vernietigd.
Retour Afrika
De Kwartelkoning broedt in de gematigde delen van Europa en ook nog een eindweegs in Azië. Hij mijdt land dat geregeld onderloopt, maar je vindt hem wel in vochtige hooi- en weilanden en op droge plekken in moerassen; tevens komt hij in de grootschalige akkers van Oost-Groningen voor. Hij leeft vooral in het laagland, maar komt ook op bergweiden voor. Dadelijk na de broedtijd, in augustus en september, keert de Kwartelkoning Europa de rug toe en trekt hij naar Zuidoost-Afrika om daar de winter door te brengen. Over de gevolgde trekroutes weten we nog niet veel. Omdat hij soms met zwermen Kwartels meevliegt, dacht men vroeger dat hij die vogels tijdens de trek leidde; daarom werd hij Kwartelkoning genoemd. In april en mei keert hij terug Europa om te broeden, na een lange reis van wel 6000 kilometer, waarbij vooral ‘s nachts gevlogen wordt.
In hoog gras vindt de Kwartelkoning wel goede dekking tegen vossen en andere nestrovers, maar het beschermt hem niet tegen de maaimachine.
Afnemende aantallen
Zo ongeveer de hele West-Europese populatie van de Kwartelkoning holt al decennia lang gedurig achteruit. In Oost-Europa, waar de omvangrijkste populatie zit, is de situatie iets minder zorgwekkend, maar ook daar verwacht men nu een terugval in de aantallen.
Gering broedsucces
De Kwartelkoning ziet zich in zijn bestaan bedreigd door de omzetting van vochtige hooilanden in droge akkers en door de gewijzigde landbouwmethoden. Daardoor vindt hij geen gunstige leefomgeving meer. Boeren zijn steeds vroeger en vaker gaan maaien, waardoor de Kwartelkoning niet de tijd krijgt zich voort te planten en broedsels groot te krijgen. Het eerste legsel wordt bijna altijd door de maaimachine vernield (‘Uitgemaaid’) Zijn de omstandigheden gunstig, dan produceert een broedpaar dikwijls een tweede, vervangend legsel, eventueel een paar honderd kilometers verderop. Om die reden verschijnen ze in juni soms ineens in de bergen, wanneer het gras daar voldoende hoog staat.
Bedreigde soort
De Kwartelkoning is overal zeldzaam en echt in gevaar. Zijn habitat is aan het verdwijnen en in heel Europa moderniseert men het boerenbedrijf, Er vindt ook nog afschot door jagers plaats (vaak door verwarring met Kwartels). Verder vliegen de dieren zich tijdens de nachtelijke trek vaak dood tegen stroomdraden.
Sparend maaien
Zouden de boeren wat later in het seizoen maaien, dan overleefden er veel meer broedsels, Als de boeren bij het maaien dan ook nog vanuit het midden naar randen gingen toewerken, hadden de jonge vogels beter vluchtkansen.