De Kaspische plevier is bruin van boven en wit van onderen, maar het kleed wordt in de broedtijd opgevrolijkt door een roodbruine borst met daaronder een zwart biesje. Deze elegante, rijzige steltloper broedt op de Aziatische steppe en overwintert in Afrika, maar soms verdwaalt er een exemplaar in West-Europa. In 2009 was voor het eerst een Kaspische plevier in Nederland te zien.
Een elegante plevier uit Centraal-Azië
Niet alleen is de Kaspische plevier een uiterst zeldzame dwaalgast in West-Europa, hij is bovendien lastig te herkennen omdat hij veel op enkele andere soorten lijkt, met name op de Morinelplevier, de Mongoolse plevier en de Woestijnplevier.
Verschillende kleden
De Kaspische plevier staat vooral hoger op de poten dan de welbekende Bontbekplevier. Het voorhoofd en de teugel voor het oog zijn wit, evenals de wangstreek onder de donkere oogstreep. Boven het oog tekent zich een brede, witte wenkbrauwstreep af. Die streep is in alle veerkleden een goed verschilkenmerk met de Mongoolse en de Woestijnplevier. De Morinelplevier heeft ook zo’n witte wenkbrauwstreep, maar die loopt verder naar achteren door en daalt zelfs in de nekstreek af. Bovendien heeft de Morinelplevier in het zomerkleed een bruine in plaats van roestkleurige borst en een roestkleurige In plaats van witte buik, met daarachter nog een brede, vaagbegrensde zwarte band. Ten slotte heeft hij geelachtige poten, terwijl de Kaspische plevier op grijsgroene poten loopt.
Minder opvallend winter- en jeugdkleed
Jonge Kaspische plevieren en volwassen dieren in het winterkleed zijn veel
moeilijker te onderscheiden van de drie hierboven genoemde soorten. De Mongoolse plevier en de Woestijnplevier hebben een vage okergele wenkbrauw streep, een onvolledige bruine borstband en een dikkere snavel. In de vlucht zie je bij de Morinelplevier geen witte vleugelstreep en bij de Mongoolse en de Woestijnplevier is die juist nog duidelijker ontwikkeld. Bij de Kaspische plevier is die vleugelstreep beperkt tot de basis van de armpennen en alleen de binnenste handpennen.
Broedgewoonten
Kaspische plevieren broeden in simpele kuiltjes in de bodem, gestoffeerd
met wat plantendelen. De broedpartners zitten bij toerbeurt op hun drie okergele of olijfgroene, met zwermen grijze en zwade vlekjes overdekte eieren. Sommige broedparen nestelen in afzondering, andere vormen kleine, losse kolonies, maar altijd met een tussenruimte van minstens vijftig meter tussen de nesten.De mannetjes voeren baltsvluchten uit boven hun territorium; daarbij vliegen ze al zingend in cirkels rond, om daarna zigzaggend naar de grond terug te keren. Ze doen dat ook in maanverlichte nachten.
Vooral insecten
Kaspische plevieren eten in hoofdzaak kleine ongewervelden, zowel op de broedplaatsen in Azië als in de Afrikaanse overwinteringsgebieden. Ze vangen die op de grond, dikwijls na een korte, abrupt eindigende achtervolgingssprint. Behalve allerlei insecten lusten ze ook slakjes en zaden.
Een beetje naamkunde
De geslachtsnaam Charadrius is in feite de Oud-Griekse naam voor de plevier: charadrios vogel die in kloven woont’, waarmee wordt verwezen naar de natte, slikkige plaatsen waar plevieren leven Dat woord hangt weer samen met charassein ‘inkrassen’. De Kaspische plevier bewoont droge steppen en halfwoestijnen.
Verwante soorten
De Kaspische plevier behoort tot een groep plevieren (Charadrius-soorten) die allemaal broeden in een droge omgeving met lage begroeiing. De Mongoolse plevier (C. mongolus) broedt van Centraal- tot Noordoost-Azië en overwintert langs de Indische Oceaan, van Oost-Afrika tot Australië. De Woestijnplevier (C. leschenaultil) broedt van Turkije tot Centraal-Azië en overwintert op dezelfde plaatsen. De Prairieplevier (C. montanus) broedt in het centraalwesten van de VS en overwintert tot Noord-Mexico. De Morinelplevier (C. morinellus) broedt op de arctische toendra en in gebergten en overwintert in Noord-Afrika en het Midden-Oosten. De Steppeplevier (C. veredus) is de naaste verwant van de Kaspische plevier en broedt in het zuiden van Oost-Siberië en overwintert vooral in Australië.
Niet te verwarren met……
de Morinelplevier (Charadrius morinellus), ook met een opvallende, zelfs
nog langere witte wenkbrauwstreep, maar kortere, geelachtige in plaats van grijsgroene poten.
Ecologie en bedreigingen voor de soort
Een steltloper uit droge milieus
De Kaspische plevier broedt op de steppe of in halfwoestijnen. Het is een langeafstandstrekker die in Oost-Afrika of in een vergelijkbare droge omgeving overwintert. Meestal vormt hij kleine groepjes, zowel op de broedplaatsen als tijdens de trek en in de winterverblijven. In West-Europa is hij een van de zeldzaamste dwaalgasten.
Een bewoner van open ruimtes
De Kaspische plevier bewoont warme, droge gebieden in Centraal-Azië. Hij broedt daar op steppen en in halfwoestijnen, van zeeniveau tot 800 m hoogte op bergplateaus. Hij komt ook voor op zoutsteppen, aan de rand van akkergebieden, in droge terreinen met verspreide struikgroei en in overstromingsgebieden, maar alleen op momenten dat die droog zijn. Kaspische plevieren worden vaak in de buurt van een poeltje of plasje gezien, maar vliegen zonder probleem 10 kilometer voor een slokje water.
De Kaspische plevier verdwaalt maar heel af en toe in West-Europa, vooral in de trektijd
Groepsdier
De broedtijd begint voor de Kaspische plevier in april en loopt door tot in juli, althans voor vogels die een vervangend legsel moesten produceren nadat hun eerste nest was vernield. Na de broedtijd verzamelen alle jonge en volwassen vogels zich aan oevers van meren, rivieren en veedrinkplassen, op plaatsen waar het wemelt van de insecten. De troepjes zwerven veel rond, op zoek naar de beste plekjes. Vanaf augustus gaat dat zwerfgedrag geleidelijk over in een echte trekbeweging. Kennelijk maken de dieren lange non-stopvluchten, want in veel gebieden die ze noodgedwongen moeten passeren, worden ze desondanks niet waargenomen.
In West-Europa
Waarnemingen van de Kaspische plevier West-Europa zijn beperkt tot de Britse eilanden (Scilly Islands, Norfolk, 2008 Fair Island, Shetland), Frankrijk (Finistère 1980, Aude 1985, Vendée 1988), Helgoland, Nederland (Texel 2009) en Noorwegen (2009)
‘s Winters in Afrika
In september of oktober komen de vogels
in Afrika aan, midden in de droge tijd. De Kaspische plevieren zitten dan op droge savannes in recent door de boeren afgebrande of door het vee kaalgevreten terreinen, op pas geploegd akkerland en in drooggevallen overstromingsgebieden Ze bezoeken ook geregeld weidegronden, vooral de plaatsen waar veel mest ligt, aangezien het daar gonst van de insecten. De voornaamste overwinteringsgebieden zijn de hooggelegen vlakten van Kenia en Tanzania,’verder Botswana, Namibië en het noorden van de Republiek Zuid-Afrika. In februari beginnen de vogels aan de terugreis. De eerste komen in april op de broedplaatsen aan. Pas enkele weken na aankomst valt de kolonie langzaam uit elkaar.
Aantallen
Nauwkeurige schattingen van de aantallen Kaspische plevieren zijn lastig te geven, want de dieren broeden verspreid in een grootgebied in Centraal-Azië .Men noemt getallen van 10,000 tot 100.000 individuen.In Europees Rusland nabij de Kaspische Zee, broeden naar schatting 100 tot 500 paren.