De Morinelplevier heeft in de jaren 1960 kort in Nederland gebroed, maar komt nu weer alleen op de arctische toendra en in Midden-Europese en Aziatische gebergten als broedvogel voor. Hij wordt langs de kust en vooral in Flevoland nog wel als doortrekker gezien. Hij is gemakkelijk herkenbaar aan de grote, witte wenkbrauwstrepen en de witte borstband.
Een steltloper di de rollen omkeert
In de zomermaanden is de Morinelplevier met geen andere kleine steltloper te verwarren op grond van de witte wenkbrauwstreep, de zwart-witte borstband en de roodbruine borst. Bij ons wordt hij meestal in dat zomerkleed gezien of, in de herfst, in een overgangsfase naar het winterkleed, waarin het roodbruin heeft plaatsgemaakt voor geel grijs en de buik niet meer zwart, maar bijna wit is. In dat minder contrastrijke winterkleed kan hij met andere plevieren worden verwisseld.
Verassend geslachtsdimorfisme
In het winterkleed lijken mannetjes en vrouwtjes veel op elkaar, maar in de zomer treden kleine verschillen op Dan zijn de mannetjes namelijk minder intensief gekleurd dan de vrouwtjes. Dat is een zeldzaam verschijnsel bij vogels, want meestal is het andersom. In dit geval heeft het mannetje een fletsbruine borst en is het grijs op de rug minder effen dan bij het vrouwtje. Hierdoor valt het mannetje in het veld minder op en dat hangt weer samen met een eigenaardigheid in het broedgedrag van deze soort. Doorgaans heeft bij vogels de broedende partner de beste schutkleuren. Hier is dat het mannetje.
Â
Â
Bergvogel of zeevogel?
In de loop van het jaar leven Morinelplevieren in zeer uiteenlopende biotopen. ‘s Zomers vertoeven de broedparen in toendra-achtige bergheiden of op echte toendra’s, dus in laag begroeide terreinen in het noorden van Europa en Azië, dikwijls op hoogten boven 1000 m. Tijdens de trek en in de overwinteringsgebieden komen ze op zandige of slijkige stranden, in duingebieden en ook op graslanden en akkers in het laagland voor. Ze beschikken dus over een groot aanpassingsvermogen. Bovendien zijn ze weinig schuw, een eigenschap die niet altijd zo voordelig is voor de soort. Maar het heeft wel tot gevolg dat de vogels, wanneer ze op de trek ons land aandoen om te rusten en te foerageren, vrij gemakkelijk te benaderen en te bekijken zijn.
Rollen omgekeerd.
De voortplantingstijd van de Morinelplevier duurt van juni tot ver in augustus. Het vrouwtje neemt het initiatief tot de balts. In feite keren de broedpartners zo’n beetje alle rollen om die vogels in de broedtijd gewoonlijk spelen. Ze krabben gezamenlijk een nestkuiltje uit dat ze met mos en plantendelen bekleden. Daarna legt het vrouwtje drie bruingroene eieren die door het mannetje in een maand worden uitgebroed Nadat de jongen zijn uitgekomen, worden ze door het mannetje van voedsel voorzien en gedurende iets meer dan een maand door hem bewaakt.
Voortplanting
Bij de Morinelplevier neemt het vrouwtje het initiatief tot de paring. Dat begint in juni, wanneer de dieren de voorjaarstrek hebben voltooid en in groepjes zijn neergestreken in bergheiden of op de toendra. Elk vrouwtje richt haar aandacht op het mannetje dat haar het meest aanstaat. Ze voert luid roepend baltsvluchten uit met diepe slagen van haar wijd uitgestoken vleugels. Vervolgens zondert elk broedpaar zich af om een nest te bouwen. Maar zodra het vrouwtje haar eieren heeft gelegd, voegt ze zich weer bij haar seksegenoten of probeert ze een tweede mannetje te veroveren en nog een broedpoging te doen.
Verwante soorten
De naaste verwant van de Morinelplevier is
de Kaspische plevier (Charadrius asiaticus). Die heeft ‘s zomers ook een lichte wenkbrauwstreep, maar hier is het vrouwtje grijs en wit, veel minder kleurig dan het mannetje, dat een steenrode, zwart afgezoomde boven borst heeft. Ook bij deze soort broeden de vrouwtjes en niet de mannetjes. De soort is in West-Europa een zeer zeldzame dwaalgast,
Niet te verwarren met….
de Goudplevier (Pluvialis apricaria)in het volwassen winterkleed 0f het jeugdkleed; een jets grotere soort zonder de opvallende wenkbrauwstreep en zonder zwart-witte borstband.
Â
Ecologie en bedreigingen voor de soort
Een geregelde, maar schaarse pleisteraar
De Morinelplevier heeft wereldwijd een vrij beperkt en vrij versnipperd broedareaal. In Europa is hij als broedvogel zeldzaam. De soort wordt zowel in de broedgebieden als in de winterverblijven door wijziging van zijn habitat bedreigd. Toch blijft hij ieder jaar als schaarse doortrekker aan onze kusten te zien.
Lange trekwegen
Morinelplevieren broeden vooral in het noorden van Europa en Azië, maar vanaf begin augustus, wanneer de jongen zijn uitgevlogen, verlaten ze hun broedgebieden. De reis is duizenden kilometers lang en voert de vogels naar Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Onderweg trotseren ze stormen en vele andere gevaren, waarbij heel veel vogels verdwalen of door ongelukken omkomen.
Pleisterplaatsen
De trekbanen van de Morinelplevier lopen deels over West-Europa, onder andere over ons land, zodat we hier elk jaar zowel in de lente als in de herfst groepjes van deze vogels kunnen waarnemen. Ze pleisteren soms langdurig in Flevoland (waar zich van 1961 tot 1969 ook tientallen broedgevallen hebben voorgedaan), langs de Wadden- en Noordzeekust, in het Deltagebied en af en toe zelfs op verspreide plaatsen in het binnenland.
Waar zie je ze?
In Nederland is de kans om Morinelplevieren te zien het grootst tijdens de trek en dan vooral in Flevoland (soms bij honderden), de Eemshaven, het Lauwersmeer, op Texel, de Maasvlakte en in het Deltagebied. lil België concentreren de waarnemingen zich langs de kust.
Broedplaatsen
De meeste Morinelplevieren broeden in subarctische bergheiden en op de arctische toendra, van Schotland via Noorwegen en Lapland tot in Noord-Rusland en Noord-Siberië tot de Beringstraat. Maar een grote populatie broedt in de Altai op de grens van Mongolië en Siberië, en kleine groepen van minder dan tien broedparen per land broeden in Europese gebergten als de Pyreneeën, in Italië, Oostenrijk, Roemenië en Griekenland.
Habitat in gevaar
De Morinelplevier moet in het begin van de 20ste eeuw in West-Europa veel algemener zijn geweest, zowel als broedvogel in de gebergten als tijdens de trek. Dat er sprake is van achteruitgang wordt nu internationaal erkend, en dat heeft ook geleid tot beschermende wetgeving. Vermoedelijk hebben de populaties sterk geleden onder de voortschrijdende urbanisatie en de aanleg van recreatieve voorzieningen in de broedgebieden. Verder heeft de soort geleden onder wildstroperij waar lange tijd nauwelijks tegen werd opgetreden.
Status van de soort
De wereldpopulatie van de Morineiptevier wordt Zeer omvangrijk’ genoemd en de soort geldt dan ook niet als bedreigd. DC Europese populatie telt amper broedparen, In West-Europa is de soort ‘in ‘hoofdzaak een Hij is strikt beschermd krachtens Bijlage II van de Conventie van Bern.