De Boomleeuwerik is een vrij schaarse broedvogel van zandige heide en droge (duin) graslanden met wat boomgroei. Zijn leefomgeving staat dus sterk onder druk. Hij is wat kleiner dan zijn algemene verwant, de Veldleeuwerik, en ook minder zichtbaar in het veld. Hij scharrelt heimelijk rond op de grond, waar hij door zijn schutkleur nauwelijks opvalt.
Een bruin vogeltje met een droevig lied
De Boomleeuwerik is een middelgrote, wat gedrongen ogende zangvogel met bruine, donkergestreepte bovendelen en roomwitte onderdelen, al zijn op de keel en de borst nog weer bruine vlekjes te zien. Duidelijke kenmerken zijn de korte staart zonder witte zijzomen en de brede witte wenkbrauwstreep die ver naar achteren, tot in de nek doorloopt en de begrenzing vormt van een opvallend donkergestreepte kruin met een klein kuifje op het achterhoofd. Hij lijkt veel op de Veldleeuwerik, maar aan de zang is hij altijd goed te onderscheiden.
Heldere klanken
Het mannetje zingt meestal in de vlucht of vanaf een hoge, goed zichtbare zitplaats, bijvoorbeeld in een boomtop, maar ook wel vanaf de grond en gedurende de nacht. Zijn met heldere stem voorgedragen zang bestaat uit rijke, melodieuze reeksen rollende fluittonen.De frasen volgen elkaar op in grote verscheidenheid van modulatie Dat geldt zowel voor het ritme als voor de toonhoogte.
Gevarieerd menu
Boomleeuweriken eten in hoofdzaak insecten, maar vullen hun dieet aan met plantaardige kost. Ze zijn in feite meer omnivoor dan de meeste andere leeuweriken. Zelfs in de zomer, wanneer er veel insecten voorhanden zijn, eten de volwassen dieren ook veel malse spruiten en zaden van kruidachtigen. Ze eten ook altijd op de grond, alleen of paarsgewijs. In de wintermaanden zie je ze soms in kleine groepjes foerageren. Hun jongen voeren ze uitsluitend met ongewervelde dieren (rupsen, kevers en spinnen).
Nest op de grond
Het nest is weinig meer dan een kuiltje in de grond, meestal verscholen onder een struik of een boomwortel. Het mannetje en het vrouwtje graven het zelf in de aarde uit. In dat gat brengt het vrouwtje een stoffering aan van bladeren, mos en donsveertjes. Ze legt er drie tot vijf eieren in, die ze in haar eentje in twaalf tot vijftien dagen uitbroedt. De jongen worden door beide ouders gevoerd. Na tien tot twaalf dagen zijn hun pootjes sterk genoeg om te lopen en verlaten ze het nest. Een paar dagen later kunnen ze al vliegen. Ze blijven vaak nog een tijdje in de buurt van hun ouders, zelfs als deze al aan een volgend broedsel zijn begonnen. Ook de kleine groepjes die je in de herfst vaak ziet, bestaan uit ouders en alle jongen van dat jaar. In de broedtijd zingt het mannetje vaak vanaf een hoge zitplaats binnen zijn territorium.
Balts
De broedparen vormen zich al vroeg in het jaar, lang voor de feitelijke paring. Tijdens de balts gaan man en vrouw tegenover elkaar staan, met opgestoken kuif. Ze schudden de kopjes en vouwen hun staart als een waaier open en dicht. Om het vrouwtje te verleiden stijgt het mannetje onder luid gezang in spiraalvlucht op tot hij nog slechts een stipje aan de hemel is. Dan zeilt hij vanaf 100 of 150 m hoogte in wijde bochten weer omlaag. De laatste meters laat hij zich vallen, om op het laatste moment de vlerkjes te spreiden en op de grond of een hogere zitplaats te landen.
Verwante soorten
De familie Alaudidae telt een groot aantal soorten leeuweriken, allemaal middelgrote zangvogels met een overwegend bruin verenkleed. De soorten zijn vaak lastig te determineren. Soms lukt dat alleen aan de hand van de zang. Ze broeden op de grond. De jongen lijken als ze uit het ei kruipen al op hun ouders en verlaten het nest vaak voordat ze hebben leren vliegen. De algemeenste soort is de Veldleeuwerik (Alauda arvensis).
Â
Ecologie en bedreigingen voor de soort
Een soort die overal achteruitgaat
De Boomleeuwerik komt in vrijwel heel Europa voor, maar is sinds 1950 voortdurend in aantal afgenomen. Uit België is hij nu zo goed als verdwenen, voor de Zwitserse populatie dreigt hetzelfde lot. De areaalinkrimping wordt vooral toegeschreven aan door de mensen veroorzaakte veranderingen in zijn habitat.
Territoriaal ingesteld
In de voortplantingstijd verdedigt elk broedpaar een territorium van gemiddeld 2 tot 3 ha. De oppervlakte hangt af van de biologische rijkdom van het terrein. Naarmate de voedselreserves groter zijn, hoeft het territorium minder fel te worden verdedigd. De Boomleeuwerik zoekt zijn voedsel vooral op de grond, waar hij zich voedt met insecten en spinnen, maar ook wel met zaden en blaadjes.
Gedeeltelijk standvogel
De meeste bij ons broedende Boomleeuweriken trekken in de herfst naar Zuidwest-Frankrijk en Spanje of zelfs Noord-Afrika. Maar hoe zuidelijker je komt, des te groter het aantal vogels dat de winter in het broedgebied doorbrengt of maar over kleine afstanden wegtrekt. Het zijn dus vooral de Noord- en Oost-Europese populaties die trekken. Ze vertrekken rond oktober en keren vanaf februari terug. Ze reizen in kleine groepjes of alleen en vliegen daarbij zo hoog dat je ze met het blote oog niet meer kunt zien.
Wisselende aantallen
In Nederland vertoonde de soort in dejaren 1980 door de vestiging op dichtgroeiende kaalslagen en brandvlaktes een tijdelijke opleving tot 3000 broedparen. Toch bleef de Boomleeuwerik 100 maal zo zeldzaam als de Veldleeuwerik.
Gevoelig voor kou
De totale Europese populatie wordt op 1,5 miljoen broedparen geschat (cijfers van 1990). De meeste Boomleeuweriken broeden in Spanje en Portugal. In andere landen is de soort veel schaarser omdat daar minder geschikte broedgebieden zijn. In Groot-Brittannië is de soort zeldzaam, in Nederland schaars. De aantallen schommelen en hangen sterk af van de wintertemperaturen. Na zachte winters is vaak van een toename van het aantal broedende vogels sprake.
Habitatverlies
Sinds een halve eeuw gaat de Boomleeuwerik in veel Europese landen achteruit, en dat is vooral te verklaren uit aantasting van zijn leefomgeving. Door het slopen van heggen en akkermaalshout in het kader van ruilverkavelingen blijft van die habitat steeds minder over. Verder zijn er, door de intensivering van de bedrijfsvoering in de landbouw in combinatie met de grootscheepse inzet van insecticiden, steeds minder insecten die voor deze vogel het hoofdvoedsel zijn Daarnaast zijn er steeds minder geschikte broedplaatsen doordat men zelden nog land laat braakliggen.
Status van de soort
0e Boomleeuwerik is als bedreigde soort Vermeld in Bijlage [ van de Europa Vogelrichtlijn. Hij mag niet meer bejaagd worden en om verdere dalihg van de aantallen te voorkomen moet zijn habitat worden beschermd,
Leefgebied  De Boomleeuwerik
De Amerikaanse goudplevier broedt op de arctische toendra in Canada en Alaska. Hij overwintert in hoofdzaak in graslandgebieden in Argentinië, Zuid-Brazilië en Uruguay. In  Europa is hij een geregeld optredende dwaalgast.De Boomleeuwerik komt in grote delen van Europa voor, behalve in het hoge noorden. In Groot-Brittannië en Scandinavië is hij zeldzaam. De noordelijke en oostelijke populaties trekken en overwinteren in Zuid-Europa en Noord-Afrika.