De Bladkoning leeft in hoofdzaak in de Siberische taigabossen en werd in 1842 wetenschappelijk beschreven door de Britse zoôloog Edward Blyth. Daarna leerden de vogelaars deze kleine loofzanger steeds beter kennen, wat resulteerde in talrijke waarnemingen van deze soort als dwaalgast in West-Europa, ook in ons land.
Een piepkleine loofzanger met een luide roep
De Bladkoning is nauwverwant met Humes blad koning en Pallas’ Boszanger. Dit zijn de kleinste loofzangers die in de bossen van Siberië worden aangetroffen. Ze worden maar nauwelijks groter dan goudhaantjes. Dat verhindert hun niet om in het voorjaar (en ook ‘s winters al) lustig met hun mooie, contrastrijk gekleurde verenkleed te pronken.
Meer of minder sprekende kleuren
Dat verenkleed is bij beide geslachten warm mosgroen, verlevendigd met gele strepen en hier en daar donkere, opvallend witgerande veren. Die kleurstelling op basis van groen is kenmerkend voor deze soort. Na de winter is het contrast uit het verenkleed verdwenen en zien Bladkoninkjes er meer uniform grijsachtig uit.
Taigabossen, graag met berken
De vogels planten zich in de zomer maanden voort. Alle Bladkoningen zitten dan in de taigabossen in Noord-Siberië, die voor een groot deel uit naaldbomen zoals sparren en dennen bestaan. Van nature zijn Bladkoningen niet erg schuw. Ze leven dan ook graag in licht beboste of zelfs open terreinen, die in de taiga ruimschoots voorhanden zijn . Verder is de taiga rijk aan plassen en andere watertjes, wat deze leefomgeving heel aantrekkelijk maakt voor insecten etende vogels zoals de Bladkoning Ook in de overwinteringsgebieden bezoeken Bladkoningen bij voorkeur lichtbeboste plaatsen als stadsparken en kleine bosjes op het platteland. Ze voelen zich vooral thuis in berkenbosjes.
Onopvallend ,maar heel actief
Bladkoningen zijn dus niet lichtschuw, maar ze verbergen zich toch vaak hoog in de boomkruinen, zelfs zo goed dat je deze vogeltjes niet gemakkelijk te zien krijgt. Ze zijn wel steeds druk in de weer. Ze vliegen onophoudelijk op en neer, in duikvlucht van de boomtoppen naar de grond en fladderend weer terug. Buiten de broedtijd sluiten ze zich graag aan bij groepjes andere zangvogels waaronder Tjiftjafs.
Ovenvormig nest
Er wordt geen haast gemaakt met de terugkeer naar de broedplaatsen in de taiga. Vaak gaan Bladkoningen pas in mei of juni op zoek naar een broed partner. Is de paarvorming gelukt, dan bouwen de partners samen een nest, altijd op of vlak bij de grond in dichte begroeiing, vaak aan de voet van een boom of een oude stronk. Het nest is ovenvormig, dus van boven gesloten en met een zijingang. Het wordt vervaardigd van grassprieten, haren en pluis. Het vrouwtje legt twee tot vier (soms vijf) eieren en broedt die in ongeveer twee weken uit. De jongen hebben maar een paar weken de tijd om op te groeien, vliegvlug te worden en zich voor te bereiden op de eerste herfsttrek in hun korte leventje.
Jachttechniek
Bladkoningen pikken met hun fijne snaveltje veel insecten op van takken en loof van bomen en struiken. Ze duiken dan met hun prooi steil omlaag naar het nest op de grond. Maar ze vangen ook vliegen en muggen, daarbij wenden en keren ze gedurig tussen de struiken. Juist zo laten ze zich vaak het beste waarnemen.
Een beetje natuurkunde
Inomatus betekent ‘onversierd’ en heeft be trekking op het, bij goudhaantjes vergeleken, sobere verenkleed. De naam Bladkoning is bedacht naar het voorbeeld van Winterkoning en sluit aan bij Phylloscopus ‘bladbekijker’ .
Verwante soorten
De Bladkoning maakt deel uit van een groepje nauwverwante Phylloscopus-soorten, die alle uit Siberië afkomstig zijn. Daaronder is Humes bladkoning (P. numeiï, waarin sommigen slechts een wat minder kleurige ondersoort of variëteit van de Bladkoning zien. Pallas’ baszanger (P. proregulus) hoort ook bij de groep; hij heeft een opvallende gele kruinstreep en een geelwitte stuit.
Ecologie en bedreigingen voor de soort
Een regelmatig optredende dwaalgast
De Bladkoning is inheems in Siberië, al broeden er ook kleine aantallen in Europees Rusland. Het is een langeafstandstrekker die gewoonlijk in Zuid-Azië overwintert. Maar elk najaar komen individuen, gedreven door de harde oostenwind, per ongeluk in West-Europa terecht. Ook in onze streken wordt de soort geregeld waargenomen.
Van de taiga naar Indische bossen
Vanaf september trekken alle Bladkoningen weg uit de Siberische taiga waar ze hebben gebroed. Ze begeven zich dan naar warme re landen zoals India, China en Vietnam, waar ze ‘s winters een gastvrije omgeving in lichtere bostypen vinden. De vogels vliegen in mei in kleine groepjes terug, en zitten in juni al weer temidden van ruisende beekjes in de taiga te broeden.
Geregeld te zien in Europa
West-Europa ligt meer dan 3000 km verwijderd van de dichtstbijzijnde broed plaatsen van deze vogel. Toch worden jaarlijks overal in Europa grote aantallen doortrekkende of overwinterende Blad koningen waargenomen, tot in Scandinavië en IJsland. Op de Britse Eilanden is de soort zo geregeld te zien dat hij daar zelfs niet meer als dwaalgast wordt beschouwd. Zuidwaarts dringen exemplaren door tot in Marokko, Saoedi-Arabië en Oman.
Aantallen
In het Oeralgebied in het oosten van Europees Rusland broeden 5000 tot 35.000 paren. Op de Britse Eilanden v/orden elke herfst honderden exemplaren gezien, bij ons tientallen. In West-Europa kan de soort beter als schaarse wintergast dan als dwaalgast worden beschouwd.
Ook in onze streken
Bladkoningen bezoeken jaarlijks ook onze streken, vrijwel steeds in de herfst in de periode van eind september tot half november. De meeste waarnemingen worden in de kuststreek en vooral in de duinen gedaan, maar er zijn ook meldingen van de IJsselmeeroevers, het rivierengebied en verspreide plaatsen elders in het binnenland. Af en toe komen ze in kleine groepjes van, in Nederland, maximaal 16 exemplaren aan. Ze zoeken hier vooral struweelachtige plaatsen op.
Nauwelijks bedreigd
De Europese broedpopulatie van de Blad koning is klein en tot Rusland beperkt, maar in Azië is de soort zeker niet zeldzaam, al ontbreken nauwkeurige schattingen. Omdat er geen aanwijzingen zijn voor enige achter uitgang, noemt BirdLife International de soort Secure (veilig) en staat hij in de categorie Least Concern (geen reden tot zorg) op de mondiale Rode Lijst van de IUCN. Wel kunnen populaties plaatselijk te lijden hebben van de druk die mensen over al uitoefenen door ontbossing, ontginning en ontwatering ten behoeve van de landbouw, en de invoering van predatoren.
Waar zie je ze
In Azië broeden Bladkoningen in de ondergroei van taigabossen en bergwouden tot 2440 m hoogte. Ze overwinteren in lichte bossen van Bengalen tot in Zuid-China (ook Taiwan) en Malakka; voorts in kleine aantallen in West-Europa, dat voor de meest westelijke populaties dichterbij ligt dan Zuid-Azië .
Leefgebied De Bladkoning
De Bladkoning broedt in hoofdzaak in Siberië, van het Oeralgebergte tot de kusten van de noordelijke Grote Oceaan. Hij overwintert veel zuidelijker in Azië, van India tot Zuid-China en Malakka. Kleine aantallen wijken ‘s winters naar West-Europa uit.
Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit. Ut elit tellus, luctus nec ullamcorper mattis, pulvinar dapibus leo.